Pseudowoorden, soms ook nonsenswoorden genoemd, zijn onbestaande, maar bestaand lijkende woorden die in de leerpsychologie gebruikt worden, te weten bij het onderzoek naar het leesproces (bijvoorbeeld bij lexicale decisie) of voor geheugenonderzoek. Het verschil in leestempo bij een lijstje echte woorden met het lezen van een lijstje pseudowoorden zegt bijvoorbeeld iets over eventuele dyslexie. Testen met pseudowoorden kunnen onder meer in het leerlingvolgsysteem zitten. Enkele voorbeelden van pseudowoorden in het Nederlands: wammelepuk, moliziepan, rejasten, bolg, wug, sprool, loevig, frode.
Mumzel is geen pseudowoord. Ik heb het Ruth regelmatig horen gebruiken terwijl ze wees naar iets – “MUMZEL!” Iets dat kroop – vloog of met meerdere poten zich uit de voeten maakte. Voor haar was het een echt woord dat verwees naar een echt iets. Ik wist niet of ik haar dan moest redden van het mumzel of nog even mocht hopen dat ze het nog een keer keihard gilde. Het was moeilijk haar serieus te nemen als ze daar dan stond – moeilijk mijn lach in te houden.
Marinda was bang voor zwarte piet. Ik liep een keer door stad – zat echt midden in een gesprek met haar toen ze plots verdwenen was. Het kwam door een groep zwarte pieten die langs liepen. Binnen een mum van tijd was ze de Etos ingedoken. Ik vond haar bij het laatste rek met babyvoeding achter in de winkel. “Wat zoek je?”, vroeg ik “Hoezo”, riep ze verschrikt. “Moet je me iets vertellen?”, vroeg ik. Verdwaasd keek ze het naar het rek met Nutrilon. “Nee”, zei ze. “Zijn ze weg? Dit is niet grappig hoor.”, vroeg ze. “Wie?”, zei ze. “Ja, die zwartpieten natuurlijk.” Het werd mij pas toen duidelijk wat er aan de hand was. Zwartpieten – alsof het iets heel nieuws was.
Maureen had er een hekel aan als ik mijn waterijsje als een stuk koek naar binnen hapte. “Kun je niet gewoon likken?”, vroeg ze terwijl ze het kippenvel van haar huid gladstreek. “Huh?”, antwoord ik. “Hoe kun je nou knabbelen op ijs?”, zei ze. “Sorry, ik had niet echt door dat ik dat deed, maar likken dat schiet toch niet op.” Maureen pakte haar tas en spullen en ging verderop onder een boom zitten. “Kom maar naar mij toe als je uit geknabbeld bent.”, zei ze. “Oké”, zei ik. Het was niet erg. Ik kon kijken naar een mooi meisje met een ijsje onder een boom, wat wilde ik nog meer. Om op te knabbelen.
Ik heb Marieke zo vaak zien huilen in de bioscoop. In het begin zei ik er nog iets van. “Huilen? Echt niet!”, zei ze dan. Terwijl ze haar lach niet in kon houden. “Ik huil nooit in de bioscoop! Snotneus!”
Ik zit bij Bo in de kamer ik ken haar nog maar net. “Moet je niet naar beneden?”, vraag ik. Bo kijkt mij aan. “Nee, ik ben een beetje allergisch voor die Hockeyploeg.” , zegt ze. “Allergisch?”, vraag ik. “Ja, sletvrees.” zegt ze. “Sletvrees – als in Sletten?” Ik verslik mij even. “Valt wel mee toch? Dat is ook niet echt een woord toch?”, zeg ik. “Nope, dat valt niet mee.”, zegt ze. “En ik heb wel degelijk sletvrees. Hoe ben jij hier terecht gekomen dan?” Ik kijk haar bedenkelijk aan. “Ehm, met een briefje in mijn jaszak.”, zeg ik. “Mja, Tessel kan er ook wat van. “, zeg ze. “Ik ga gewoon weer naar huis hoor vanavond.”, zeg ik. “Denk je?”, zegt Bo. “Ja, dat denk ik wel.”, zeg ik. Tessel staat bij de deuropening. “Ik heb iedereen naar huis gestuurd, hoor.”, zegt ze. “Het liep helemaal uit de hand” Bo duikt in haar tekening “Mooi”, zegt ze, “Jeffrey zegt net dat hij ook naar huis wil.” Ik probeer haar nog even aan te kijken, omdat ze zo leuk is. Het lukt niet meer. “Peter is er nog – we drinken nog wat beneden.”, zegt Tessel. “Kom”, eindigt ze.
Ruth is niet bang voor Mumzels – echt niet. Morgen wordt er naar een nieuw middel gezocht om ze buiten de deur houden.