Vrijheid wordt meestal gezien als de mogelijkheid om te doen en laten wat men wil terwijl een ander dat ook kan, zowel in lichamelijke als in geestelijke zin. Het is nuttig onderscheid te maken tussen negatieve en positieve vrijheid. Negatief en positief drukken hierbij geen waardeoordeel uit, maar geven aan of het gaat om vrijheid die ontstaat door de afwezigheid van iets of door de aanwezigheid van iets.
Samen wonen is vrijheid opgeven. De vrijheid om dingen te doen die je bij de aanwezigheid van ander niet zo snel zou doen. Het is ontdekken dat iemand kan falen op dingen die je nooit eerder hebt gezien. Omdat je er niet elke dag mee werd geconfronteerd en het daardoor niet zo opviel.
De eerste dagen zijn heerlijk – eindeloos genieten van altijd bij iemand zijn. Tot je uiteindelijk wel degelijk je ochtendhumeur niet meer kunt onderdrukken. Je lichaam je soms in de steek laat. Je snurken haar te lang wakker houdt – Je koortslip opspeelt – je in het toilet alles hebt gedaan om het stil te houden en geurloos.
Je bent niet perfect. Je lichaam is een machine – een machine met “bij” producten. Je brein wil er eigenlijk niets mee te maken hebben. Je hebt elkaar al zo vaak naakt gezien. Mijn kaart was bijna klaar. Mijn map met routes naar de beste en mooiste plekken op haar lichaam, maar er zijn zo veel dingen die ze nog niet heeft vrijgegeven.
Haar lichaam laat haar in de steek. Haar ochtend giecheltje heeft altijd een tandenborstel nodig – die van mij vast ook. Mijn lichaam kan niet wennen aan een vrouwen lichaam naast mij. Het wordt wakker in een uiterst actieve staat – het lijkt net of ik elke dag maar met een gedachte wakker wordt. Het is Gênant.
Gênant: het toebrengen van schaamte – je verlegen of beschaamd voelen – een gevoel van ongemakkelijke zelfbewustzijn. Schaamte is een onaangename psychosociale emotie waarvoor de angst om door anderen misprezen of zelfs niet meer door de groep geaccepteerd te worden bepalend is. Schaamte is daarmee een sterk cultureel bepaald fenomeen, dat ongeveer de tegenpool van het eergevoel vormt. Het past in het klassieke patroon van de menselijke zwakheid, gemeen en pijnlijk en verdrietig.
Ik moet er overheen stappen – het doet niets af aan het voetstuk waar wij elkaar op zetten. Echt niet. We kunnen samen onder de douche stappen – onze lichamen ontdoen van de onnodige uitingen. Terwijl het water een weg vindt langs al mijn bekende routes. Ik het kan volgen met mijn handen terwijl we iets te lang blijven hangen en onze huid week wordt en rimpelig. We erachter komen dat we meer ruimte nodig hebben en weer nat terug in bed duiken.
Simone kon mij onder tafel drinken vroeger. Die kon met mij afspreken in kroeg – de nacht doortrekken en de volgende dag met allemaal trucjes gewoon weer fris en fruitig voor de klas staan. Wat een bikkel.
Kruipend gingen we die nacht de trap op – het lukt ons nog net. Ik hield mij flink, maar was zo dronken als een tor. “Je gaat hier vast enorm misbruik van maken”, zei ze. “Wat zeg je?”, zei ik. “Ik weet niet waar je het over hebt. Ik ben allang blij als ik in bed lig – lieverd.”, zei ik.
We lagen nog geen 5 minuten in bed toen Simone opstond en zei: “Ik trek het niet – ik ga mijn vinger in mijn keel steken.” Ik reageerde te laat. “Wat?”, zei ik. Ze was al naar beneden gestrompeld – ik viel weer in slaap. Toen ik de volgende ochtend wakker werd was ze al naar school.
“Zullen we afspreken dat jij de keuken doet straks en ik het toilet.”, zegt Ruth. “Doe ik het niet goed genoeg?”, zeg ik. “Beetje Franse slag.”, zegt ze. “Mja weet ik, is goed.”, zeg ik. “Jij doet ook al de vuilnis. Daar heb ik een enorme hekel aan.”, zegt ze. “We moeten nog boodschappen doen.”, zeg ik. “Ik moet me ook nog even inlezen over die wasmachine”, voeg ik toe.
“Zullen we daarna samen gaan douchen.”, zegt ze. “Is goed.” eindig ik.