Gemis is een schrijnend gevoel. Er is iets niet wat er voor jou wel bij hoort. Er is incompleetheid. Er ontbreekt iets. Het kan zijn dat je iemand mist die veel voor je betekende. Het kan ook zijn dat je verbaasd bent dat je iets of iemand mist, omdat je je daarvoor niet realiseerde dat je aan iets of iemand zoveel betekenis hechtte. Je primaire reactie is dat je weer terug wilt naar hoe het was. Je wilt de oude staat herstellen. Als je dat wil moet je daar iets voor doen.
Natuurlijk, ik kijk terug, maar ik hoef niet terug. Het irriteert mij dat ik niet weet waar ze is. Het geeft niet, maar ik zou het zo graag willen weten. De laatste keer dat ik haar zag was op een verjaardag bij een van mijn vrienden. Als een soort naschok nog uitgenodigd. Daarna niet meer. Nooit meer.
Waar ben je nu? Waar? Op de maan – in een ruimtepakje? Als een cadeautje – een pakje – onuitgepakt in vacuüm? Geconserveerd – precies hetzelfde – gelijk aan hoe je mij achterliet? Op de volle maan. Die maan die mij aantrekt – trekt aan het water – water dat ik ben. Als het eb – als vloed. Naar jou – als ik je mis. Als de volle maan mij wakker houdt. In het licht. Tot je terugkomt – neerdaalt – ik weer kan slapen. Slapen naast jou.
Op het kantoor bij de drukkerij hadden ze een hele rij telefoonboeken. Ik had haar opgezocht. Het nummer heb ik heel lang in mijn zak meegedragen. Het was belachelijk. Wat had ik moeten zeggen? Hoe is het? Wat doe je nu? Heb je iemand die van je houdt? Die je ziet zoals het hoort? En sorry, lieverd – zoiets?
Ik deed het niet. Mijn toekomst was met een prachtige vrouw. Iemand die ik nooit meer weg zou doen en een mooi en nieuw zieltje. Een zo goed gelukt ventje. Mijn jonge gezin – met een gevoel van: “Er kan nog meer bij.” Dat kan nog steeds, maar ons huis is te klein. Het kan alleen met haar – dat kon alleen met haar. Een oermoeder – zorgend en zo mooi. Gelukkig na het Patronaat – een kopje thee – en nooit meer vertrokken – nooit meer missen.
Ik herkende iets dat weekend – ik had het niet gemist- bij Simone. Ons eerst weekend samen. We waren op het strand en ze had haar korte mouwen nog iets opgerold. Het waren strepen. Littekens keurig recht en na elkaar. Perfect. Krassen. Nee, dieper – snijwerk. Als in hout. Machinaal recht. Veroorzaakt – gedaan – aangebracht. Genezen maar te diep. Te diep voor goede reparatie. “Heb je dat zelf gedaan?”, vroeg ik. Ik durfde het gewoon te vragen. Er had nog nooit iemand naar gevraagd. Maar ik wist het – omdat Maureen het ook had.
Ik kon alles toepassen dat ik had geleerd. Geleerd bij al die anderen. Eerlijk zijn – voelen – vrijen – vertellen, praten over dingen. Er waren wel momenten dat ze me weg duwde – als ik vroeg naar dingen waar ze het niet over wilde hebben, maar ik liep niet meer weg. Ze kon me niet missen. Ik ging alleen maar nog dichter bij haar staan. Schoof mijn schouder naar voren.
Kom maar zei ik, ik ben er toch?