Meisje wordt weleens als voorbeeld genoemd van een verkleinwoord zonder grondwoord “meis”. Tegenwoordig is dat echter een “gewoon” woord aan het worden. Jonge vrouwen worden soms aangesproken met meid of meis. Meis is een neologisme. Etymologisch gezien is meisje het verkleinwoord van meid. Later werd in het Standaardnederlands het verkleinings – achtervoegsel – tje de norm, met nevenvorm -je na -s- en werd meisje gebruikelijk. De -s- is dus een achterblijfsel van een oud verkleiningsachtervoegsel.
Marinda mocht ik niet meer verkleinen, kleineren. Ze was geen meisje meer maar een vrouw. Bewust van haar omgeving en haar mogelijkheden. Het feit dat ik haar nog steeds onder mijn arm kon trekken was geen rede haar niet met minder dan met gepaste respect te behandelen. Toch deed ik dat niet, kon ik dat niet. Het is moeilijk afstand te doen van hoe je iemand ziet of ooit zag. Ik zag het meisje meer dan dat wat ze was geworden. Het was niet zo bedoeld – ik zag het niet.
Ik zag een meisje, een dochter – een schoondochter die veranderde in een moeder. De moeder van 3 kinderen – kleinkinderen. Een vrouw die haar eigen keuzes maakte. Niet beter dan haar moeder of schoonmoeder. Niet minder hard aan het werk, maar anders. Proberend – groeiend, zoekend. Naar harmonie – naar gelijkheid in tijd voor ouders en schoonouders. Altijd bezig met wanneer en hoe laat om maar te zorgen dat geen kind met minder dan de volle teugen kon genieten van zijn grootouders – 2 paar. Ze daarom wilde weten wanneer ze kwamen – zodat ze klaar kon staan.
Er werd intussen geen verjaardagskaartje door haar vergeten – geen bloemetje of cadeau. Ze was er zo goed in. Toch ging het daar mis, omdat ze zo haar best deed – ze dat nog meer had moeten doen. Ze leek daardoor te onderdanig – zwak. Ze had namelijk nauwkeuriger moeten turven. Meer op haar tenen had ze moeten lopen, omdat je dat als schoondochter moet doen – dat moet je maar accepteren.
Marinda had zich al vaker uitgesproken over haar positie. Haar positie bij mij maar ook in mijn gezin. Ik had het meer voor haar op moeten nemen. Ik had beter moeten opletten. Iedereen zag haar als een meisje, net als ik. Ik weet dat nu – daarom kan ik het voor Simone opnemen.
Bij Marinda was ik haar eerste – haar enige. Daar ging het ook mis. Als je uniek bent – als je de enige bent, heb je niet het recht mensen te kleineren. Je bent niet minder dan een ander als je bent aangetrouwd of uitgenodigd – familie bent of vriend. Koude of warme kant. Je hoeft niet onderdanig zijn als je nog aan het groeien bent, iemand je ooit iets heeft bijgebracht – of opgevoed. Het is geen vrijbrief van een ander. Je hoeft niet dingen te accepteren die je nooit zou accepteren. Je hoeft dat niet.
Je kunt ook iemand ontgroeien. Dan moet je zoeken. Marinda en ik hadden een pauze ingelast, het was na de vakantie en vóór mijn verjaardag. We hadden in haar herfstvakantie nog elkaar gezien in de “Kleine Beurs” in Hillegom. Ze was nog zo mooi als ze ooit .
“Hoe is het met je?”, vroeg ze. “Gaat wel”, zei ik. “Volgens mij ben je afgevallen.”, zei ik. “Dat kan wel, ik ben weer gaan roken.”, zei ze. “Dat is niet goed voor je.”, zei ik. Haar ogen werden groter. “Daar mag je nu even geen oordeel over hebben.”, zei ze. “Nee”, zei ik.
Bij de bus hadden we gezoend, ik had dat niet moeten doen. Voor mij was het een gewoonte – voor haar was het een bevestiging dat alles nog goed zou komen.