Silvius Brabo is een Antwerps folklorefiguur. Hij zou volgens de sage een Romeinse soldaat zijn geweest die de reus Druon Antigoon doodde, zijn hand afhakte en in de Schelde wierp. Hij is uitgegroeid tot het officiële symbool van de stad Antwerpen. Midden op de Grote Markt van Antwerpen staat de Brabofontein met een bronzen beeld van Silvius Brabo, die een grote hand wegwerpt.
Ik heb met de mannen bij het beeld op de Grote Markt gezeten en een broodje gegeten. We mochten zelfstandig de stad even verkennen. Ik heb Hèlen niet meer gezien. Niet die dag. Dat was misschien maar goed ook.
Ik kan natuurlijk een reus maken van de hand die Hèlen me gaf, maar ik moet het niet doen. Ze leek niet eens echt verbaasd toen ik die vraag stelde. Nu denkt ze vast dat ik haar constant mis. Dat is niet de bedoeling, maar misschien denkt ze wel helemaal niets.
Ik mis wel iemand maar dat is niet Hèlen. Ik mis mijn vernuftige meisje. Die had zelfstandig al meerdere reuzen weggewerkt. Zo – handje af en de Schelde in.
Het was Marinda ook wel opgevallen, veel later. Dat ze een beetje leek op Hèlen. Ze vond dat niet leuk. Niet zo zeer dat ze het zelf zag, maar omdat iemand het haar gezegd had. “Ik ben geen Hèlen, als je dat maar weet.”, had ze gezegd. Het hoefde niet, ze hoefde dat niet te zeggen. Hèlen was verwarrend maar geen punt meer.
Natuurlijk wil elke man zijn geliefdes bewaren – allemaal achter een deur als een harem. Het kan geen gezonde situatie zijn. Er is er maar een die echt houdt van de persoon die je nu bent. Die past in het nu. Je hebt een hoop in te halen als je bij post 138 denkt te kunnen beginnen. Je kunt het ook niet doen. Het is allemaal van hetzelfde gemijmer. Er zitten wel pareltjes bij, maar dat kan alleen niet elke dag.
Ik droomde dat ik een reus was. Ik kon alles zien – ik zag het gebeuren. Alleen het ging allemaal te snel om te reageren. Veel te snel om mensen te kunnen waarschuwen. Als een mierenhoop. Ik hoorde mijzelf het zeggen, “kijk uit – pas op”, maar mij lage stem viel weg in de menigte. Tussen het gepiep van hun eigen hoge – snelle stemmetjes.
In hun ogen was ik slechts een berg die zich over jaren langzaam verplaatste. Was mijn adem de wind die over hun heen blies – waren mijn tranen de rivieren die ontstonden uit het zien van hun lijden. Omdat ik alles zag maar er niets aan kon doen. Met ogen als hoekstenen, haar als gras en mijn handen in de Schelde.
Wie is jouw reus? Hoor je hem huilen?
Hèlen werd smoorverliefd die week – op een jongen uit een andere klas. Een leuke jongen. Ik zou prima door een deur kunnen met hem – was het niet dat ik de deur naar mijn harem dicht wilde houden.
Ik zag het gebeuren – ik was de laatste die er iets over kon zeggen. Het was misplaatste jaloezie, er was toch ook niets aan de hand? Je gunt jezelf alles maar en ander helemaal niets. Geef een jongen maar een paar vingers en hij pakt je hele hand.