Magni is in de Noordse mythologie een reus. Hij is de zoon van Thor en Jarnsaxa. Samen met zijn broer Modi moet hij de nieuwe wereld gaan bewonen, wanneer Ragnarok afgelopen is. Ragnarok is tegelijk een eindpunt en een beginpunt. Na deze slag zal de wereld geteisterd worden door natuurrampen en uiteindelijk verdwijnen in de zee, waarna de wereld weer frisgroen boven de golven vandaan komt. De goden zullen herboren worden en de wereld zal herbevolkt worden door twee overlevende mensen. Waarschijnlijk zullen zij dan de functies van beschermers van de wereld hebben. Magni en Modi zullen samen Thors hamer erven.
Ik hou van groen – frisgroen klinkt goed. Magnifiosi is ook een jongerencentrum in Lisse. Jongeren met groene zieltjes.
Voordat wij daar beginnen en eindigen ben ik eerst nog uitgenodigd bij Ingrid en Joop. Om mijn spullen achter te laten – ons bed in orde te maken en heerlijk te gaan eten. Daarna gaan we op de fiets naar Lisse en Magni. Ingrid kan echt heel goed koken en heb er erg van genoten. Joop had lekkere biertjes in huis gehaald. Verder heeft Ingrid mij helemaal uitgehoord. Wat ik wel niet allemaal van plan ben met haar meisje. “Ik hoop dat het langzaam mijn meisje gaat worden.”, was mijn antwoord. De vraag doelde niet op die avond hoopte ik. “Als je maar goed op haar past”, zei ze. “Enorm”, zei ik.
Marinda heeft mij de weggewezen achterop de fiets – terwijl ze zong. Ik heb elk woord opgenomen – als een bandje. Elk beeld. We reden langs een ondergaande zon en uitgebloeide bollenvelden. Narcissen velden waarvan Marinda haar deel heeft doen bloeien. Mijn meisje – ze zit achterop. We gaan alles doen wat we willen. Zingen, dansen, fietsen, vrijen. Ik – ik ga wakker worden met haar.
De avond is heerlijk. Marinda ook, als ze zweterig van de dansvloer komt en ik haar tegen mij aan druk – als we samen drinken – praten en samen dronken op de fiets. Met de hik. Ik moet er zo om lachen. Ik trek haar arm om mij heen terwijl ze heerlijk tegen mij aan hangt en af en toe haar lichaam schokt. Ik ben niet meer van plan los te laten.
Jij ben meerdere curves en geen enkele rechte lijn. Langs de schemer van het maanlicht zie ik welke het zijn. Getekend als op canvas in kleuren met krijt. Op lijnen als wegen raak ik de weg kwijt. Zo nieuw zo zacht elke deel is van mij. Elk deel dat van jou is daar wil ik nu bij. In – op, aan, langs daar. Neer – af, bij, via naar.
Dat dus.
“Goedemorgen.”, zegt ze. Het ochtend licht schijnt in haar blauwe ogen. Soms ben je precies waar je moet zijn. Geland zijn – geaard hier – is dan niet zo erg meer. Naast een lichaam dat al je aandacht heeft gehad, maar je nog steeds mag ontdekken. Als twee jonge goden – herboren, goden die de aarde opnieuw moeten bevolken. En buiten wacht die wereld.
Die wereld – frisgroen, maar niet op dit zolderkamertje.
Daar moet een raampje open.