Men kan zijn gedachten de vrije loop laten, of opzettelijk zijn gedachten ergens op richten. Het eerste heet ‘vrije associatie’ of ‘mijmeren’; het tweede heet concentratie of iets ‘overdenken’. Men kan zijn gedachten maar tot op zekere hoogte sturen. Als iemand door een externe prikkel wordt afgeleid, kan de concentratie worden verbroken. Gedachten komen voort uit het bewustzijn en onderbewustzijn. Door waarnemingen bereikt informatie de hersenen, waar het bewust of onbewust in het geheugen wordt opgeslagen. Het overdenken van deze opgeslagen informatie zijn gedachten.
Marinda was aan het mijmeren in haar brief. Ze gaf het vrijwel meteen toe toen ze het had opgeschreven – ik wilde het nog even voor mij houden. Ik geloofde het ook bijna hoor.
Marinda kon maar weinig met haar boosheid. Ik heb haar wel een boos gezien. Alsof haar lichaam op elk moment in duizend stukjes uit elkaar kon springen. Haar armen langs haar lichaam leken dan langer te worden – terwijl haar benen trappelde en ze van 10 naar 0 aftelde. Als je haar dan vast hield voelde je de spanning in haar lichaam oplopen tot bijna onbereikbare hoogte. Op dat soort moment kwamen er alleen een soort oer geluiden uit. Geen hele zinnen – dat was onmogelijk.
Sorry lieverd, natuurlijk heb ik niet tegen die jongen gezegd wat ik heb opgeschreven. Het was wel wat ik had bedacht later. Ik ben naar mijn handdoek gelopen en heb niks gezegd. Ik kom nauwelijks uit mijn woorden als ik boos ben – eigenlijk niet. Wel toen diezelfde jongen naast mij ging zitten en vroeg om mijn naam – toen wel.
De waarheid is dat ik toen ik het zwembad uit liep allang blij was dat ik rustig en zonder problemen mijn plek bereikte. Als een verzopen katje, die het water waar zij in viel, deed koken. Er moet letterlijk stoom van mij af zijn gekomen. Ik was niet aan het liegen – ik liet mijn gedachten even de vrije loop. Dat was wel even lekker. Dat mag wel bij jou toch? Zolang ik het zeg?
Dan gaat dit verzopen katje in jou schoot liggen als we weer bij elkaar zijn. Mag je mij droog likken als ik ben afgekoeld. Dan zal ik spinnen, na een tijdje als ik weer een klein beetje ben opgedroogd.
Ik probeer te begrijpen wat het is. Wat het is dat je soms doet afdwalen van de waarheid – bewust, onbewust. Een situatie is en passeert. Er zijn altijd betere dingen die je had kunnen zeggen – mooiere wendingen en andere uitwegen. Andere parallellen. Ik vertrouw mijzelf in eerlijkheid als ik lees wat ik heb opgeschreven. Dat is niet altijd makkelijk – de jongen die het meeste schreef is bijna 25 jonger dan ik en was soms – vaak blind van vertrouwen en de liefde.
Ik droomde dat ik mijn dikke huid had aangetrokken. Ik hoefde niet meer te bedenken wat ik allemaal had moeten zeggen. Alles wat gezegd werd stuiterde zonder enige weerstand terug naar de bedenker. Die verslikte zich erin – verwarde het, zoekend naar nieuwe dingen te zeggen. De bedenker – die ze bedacht ter plekke. Ik wilde het stoppen – om ze te beschermen tegen het mijmeren – hun vrije associatie – schade beperken, maar met mijn dikke huid was de snelheid uit alles wat ik deed. Ik struikelde en verdween in mijn huls. Terwijl de woorden over mij heen vielen.
Ook ik sta op het punt uit elkaar te springen. Het is onvermijdelijk. Ik moet alleen opletten waar. Opletten dat ik niemand anders mee neem. Er is ook een houvast. Die houvast ligt in wat ik ken, wie je kent en het vertrouwen dat je het bij het juiste eind hebt. Goede intenties. Sommige mensen ken ik lang genoeg. Genoeg om te weten hoe het zit. Het is mijn enige houvast.
Dat van mij – het is immers hoe ik ben opgevoed.