Ooit heeft hij zijn levensgeschiedenis in één zin samengevat: “Ik ben in augustus 1937 in de Dauphiné geboren, enzovoorts”. Vier dagen na de laatste woorden in zijn dagboek, 24 juli 1979, maakte hij een eind aan zijn leven. Edward Stachura heeft gedichten, romans, verhalen, essays en alles daartussenin geschreven. En het laatste dagboek is een ontroerend document van een verloren gevecht.
Beata heeft mij een boekje gegeven van Edward Stachura, Het is voor mij, maar vooral bestemd voor nieuwe generaties – nieuwe volgelingen. Als je van Stachura houdt, ben je meer dan een enthousiast lezer, je lijdt mee met Stachura. Het is niet makkelijk Stachura uit te leggen, te lezen – voor te lezen. Beata probeerde het maar ik was niet Pools.
Edward Stachura is in Polen een oer-begrip, niet te vergelijken met wie ook in de Poolse literatuurgeschiedenis. In de jaren zestig en zeventig waren zijn werk en persoonlijkheid nieuw en verrassend: als eeuwige zwerver -wandelaar, als een vogel zo vrij probeerde hij in vlucht door de wereld – zijn wereld te verklaren, maar vooral aan zichzelf. Zichzelf uit te leggen – hij heeft zichzelf tot hoofdpersoon van zijn werk gemaakt.
Ik doe niet hetzelfde. Het is geen vergelijking. Verre van. Ik heb mezelf letterlijk door zijn werk geworsteld onderweg en ik heb het op latere leeftijd weer geprobeerd – het lukte mij niet. Ik kan mijzelf dus niet voorstellen dat ik het toen begreep. Het is zware kost. Het is een kijkje in iemands hoofd die zijn gedachtes zelf al niet altijd op een rijtje kon zetten of misschien te goed. Nick Cave had ik uit. Het was tijd mijn boekenlegger ergens anders in te stoppen. In iets wat ik maar weer moet proberen te lezen. Nu.
Ik ben weer verliefd geworden in Polen. Het was op een heel klein vlindertje Nadria. Ze is het dochtertje van de neef van Beata. We zijn er langs geweest op weg terug naar Bojanowo. Het dorp waar Beata woont. Nadria woont in Boszkowo. Ze verschool zich achter haar moeder toen we binnen kwamen, maar ik wist haar al heel snel te ontdooien.
We hebben samen aan tafel getekend. Ze tekende een prachtige vlinder en ik mocht haar lange haren vlechten. Ik hou van vlechten. Ze spreekt ook een beetje engels. We hebben de dag erna met haar hele gezin geslapen in een simpel zomerhuisje bij een meer nabij Boszkowo en ik heb met haar op een waterfiets gezeten. Kjeld begreep niet echt mijn connectie met dit kleine wezentje. Ze was zo leuk.
Aan de telefoon had ik tegen Marinda gezegd dat ik weer een kind mee wilde nemen en dat ze vast een blauw schepje moest kopen. Ze had gezegd dat we er over een paar jaar zelf maar een moesten maken. Het was een bizarre opmerking voor een meisje dat over een dag 16 werd, bijna crimineel, maar het was zo’n mooi gedachte. Sorry.
“Hoi”, zeg ik. “Gaat het goed?”
“Jawel” zegt ze.
“Je bent bijna jarig hè?”, zeg ik.
“Ja, dan wordt ik zestien.”, zegt ze.
“Ja”, zegt ik.
“Waar ben je?”, zegt ze.
“In Boszkowo.”, zeg ik.
“Oké.”, zegt ze. “Geen idee.”
“Te ver weg van jou.”, zeg ik.
“Mja, hou je oren open, morgen ga ik zo hard gillen met een fles wijn in mijn handen dat je me gaat horen goed?”, zegt ze.
“Dat is goed”, zegt ik.