Een kringloop of cyclus is een proces waarbij een aantal stadia elkaar opvolgt, maar uiteindelijk de uitgangstoestand weer wordt bereikt. Schematisch kan een kringloop daarom worden weergegeven door de stadia in een cirkel te tekenen.
Ik kan meerdere cirkels tekenen. Dat van een meisje in Alkmaar dat niet lang nadat haar huisarts had verteld dat het bij haar nog wel even ging duren, terug aan zijn bureau zat. De hevige niet voorspelde ongesteldheid kon milder gemaakt worden door aan de pil te gaan. Of een in Bloemendaal die zo’n ongelooflijke donderwolken in haar ogen had bij haar momentje elke maand. Zij had geen tijd voor die onzin. En dan nog eentje in Amsterdam die druk yogaoefeningen deed om de irritaties een beetje te kanaliseren. Het was het enige moment dat zij niet in balans was.
Maar niet Marinda. Zij was een tegenstelling en meer vrouw dan een meisje van vijftien op dat moment. Daar merkte je niets van tot ze er iets over zei. Het was bij haar al eerder begonnen dan haar oudere zus. Misschien had dit meer te maken met de normale eetgewoontes van Marinda. Haar zus at bijna niets. Het moet een ware hel zijn geweest voor haar vader toen dat eenmaal wel opgang kwam. De drie dames liepen als een klok gelijk in dat huis. Maar Marinda droeg het sierlijk.
Simone heeft de prikpil. Ik zei laatst: ”Misschien moet je met die rotzooi stoppen. Misschien moet er bij mij maar een knoop in.” Maar ze wilde er niets van weten. “Nee, joh. Dat is zo definitief.”, zei ze. “Huh, dus?” zei ik. Ik dacht dat we al een station waren gepasseerd, maar blijkbaar liggen er nog plannen op tafel. We spelen er mee, ook ik. Die gedachte van meer kinderen. Het is een beetje een grapje. Denk ik.
Marinda had een beetje een lui oog. De dokter had er een pleister op geplakt. Ze kneep altijd een oog dicht bij het lezen. De meester op haar basisschool had het opgemerkt en er iets van gezegd. Ze heeft er zeker een half jaar mee rond gelopen, maar het hielp niks. Je kon het zien als je heel dichtbij haar was. De pupil van haar luie oog veranderde zelden van grote. Haar brein compenseerde alles. Het leek alsof dat oog altijd net iets donkerder blauw was. Ze kneep het dicht, dat had ze niet altijd door.
Marinda kijkt mij aan, ze knijpt een oog dicht. “Wil jij later kinderen?” Het is op dit moment een ondenkbare vraag. Helemaal als je bedenkt dat het mijn eerste weekend is met haar. “Daar zitten nog wat stappen tussen.”, zeg ik. “Mja dat snap ik.”, zegt ze. “Maar zou je dat willen?” “Ik vind het niet ondenkbaar.”, zeg ik.
Marinda zat naast mij in de trein. Ik had spontaan meegedaan in een gesprek met een jongetje met een blauwe schep. “Ik ga zand meenemen als ik naar huis ga.”, zei hij. “Wat ga je daar mee doen dan?”, vroeg ik. “Op het balkon strooien dan hebben we daar ook zand.”, zei hij. “Wat een slim idee!”, zei ik.
Toen we de trein uitliepen zei ik: “Doei, succes hè!” daarna gaf ik Marinda een hand. “Dat jochie had ik zo mee willen nemen.”, mompelde ik. Ik reikte Marinda iets aan waar ze nog nooit over na had gedacht. Niet andermans kinderen meenemen natuurlijk, dat is geen goed idee. Maar zelf kinderen hebben. Onschuldig was het. Het was gewoon iets wat ik voelde. “Jij wordt vast een goede vader.” zei ze.
Waar ben je Marinda? Mijn kinderen zouden er je zo veel over kunnen vertellen.
De zon gaat onder, dat is altijd beter voor luie ogen. Ik wil hier blijven bij haar, maar meisjes van vijftien moeten eerder naar bed. Veel eerder dan jongens van twintig.
Zo is het.