In de psychoanalyse wordt het verlangen gezien als de eindeloze zoektocht van de mens naar een oorspronkelijke toestand van eenheid. Naar iets dat nooit meer kan worden teruggevonden. Daarom zou begeerte mikken op een fantasie. Fantasie die de mens opbouwt om de illusie van het bestaan. De mogelijkheid om dat tekort in te vullen en staande te houden. De begeerte wijst dus steeds op iets dat als absoluut genot gezien wordt, maar dat nooit kon worden beleefd of niet meer kan worden beleefd.
Wat een gezwets. Ik ben nog maar net een uurtje thuis maar ik verlang zo naar haar.
Dat ik mijn jas in de was moest gooien omdat het in het Vondelpark in de hondepoep had gelegen was totaal niet relevant. In de trein dacht ik dat mensen mij ontweken omdat ik zo straalde.
Proest.
Ik verlang naar alles. Naar alles wat zij is. Haar blauwe ogen, ze zijn zo blauw omdat er nog maar zo weinig licht ze hebben kunnen verkleuren. Haar glanzende haar, nog zo omdat tijd ze niet heeft aangetast. Haar zachte huid, zo zacht omdat elke huidcel nog maar een paar keer is vernieuwd. Haar rode lippen, zo rood omdat haar bloed ze nog zo zuiver en vol kan vullen.
Haar….
Ja, hallo mag ik even ingrijpen? Ik voer behoorlijke censuur uit op mijn teksten op dit moment. Het wordt bijna onwerkbaar. Ik wist wel dat dit stukje zou komen. Vurige verlangens van een jongen van twintig jaar. Wat een snotneus. Als een kanon zonder regie. Ik irriteert mij er al een tijdje aan, maar nu is het welletjes.
Als je mij zou vertellen dat mijn dochter – dertien jaar jong – over 2 jaar zou thuiskomen met zo’n jongen van twintig, zou ik haar nu al opsluiten in een hele hoge toren. Ik ben oprecht benieuwd wie hier aan de deur als eerste zijn kop gaat verliezen. Bloemetje of niet. Slapeloze nachten zijn nog maar een begin. Die kwamen al vlak nadat Lotte was geboren en alles roze kleurde in mijn hoofd. Paniek was het pure paniek.
Maar Marinda had niet zo’n vader. Haar vader had een vrouw en twee dochters, maar dat was hem overkomen. Zo het leek. Marinda hoefde nooit te vertellen waar ze was, niet tegen hem. Als ze dat al deed verdween hij al snel in de boekhouding van een of ander groot bollenbedrijf in Hillegom. Misschien wel aan haar moeder. Dat was al een stukje beter, maar die had wel meer aansluiting bij haar oudere zus. Dat waren twee handen op een buik. Daar waren zowel haar vader als Marinda niet tegen opgewassen.
Marinda had haar vader ook zelden zien zoenen met haar moeder. Zo zelden dat ze het wellicht met haar beide handen bij elkaar op kon tellen. Wat ooit vast goed was begonnen was inmiddels in een echt contract veranderd. Totdat ze de deur uit zijn. Was de laatste regel in dat contract. Ik kon me er geen voorstelling van maken, niet nu en ook niet toen. Geen enkel verlangen meer naar elkaar en geen illusies? Dat is toch onmogelijk, daar prikt elk kind toch gewoon doorheen? En dat gebeurde ook.
Ik heb het niet meer meegemaakt, maar alles is later volgens contract verlopen en beëindigd.
Het maakte Marinda tot wie ze was. Zelfstandig, eigenwijs, doelbewust en vaak wantrouwend. Dat laatste zag ik nog niet, daar kwam ik pas veel later achter.
Op haar vijftiende was Marinda al 3 keer complexer dan ik ooit zou worden. Complexer maar zo mooi. Het is is niet voor niets dat mijn leven met haar een langere periode bestrijkt. Ik was echt smoorverliefd. Ik vulde aan wat zij miste, zij vulde in wat bij mij leeg was.
Maar ik had het nog steeds moeilijk met haar leeftijd. Het is uiteindelijk iets dat ons de das om deed. Want ook Marinda groeide en ontgroeide mij. Tot het niet meer ging. Tot mijn oneerlijkheid daarin parten ging spelen. Tot ik niet meer zag wie zij was geworden. Tot ik enkel nog maar zag hoe ze was die eerste dag in het Vondelpark.
Ik het niet toegaf. Vasthoudend aan die illusie. Door het tekort in te vullen. Om het staande te houden. Dat dus. Daar zat weinig gezwets bij.
Maar dat is nog niet nu. Nu zijn we op het strand. Als ik weer zonder irritaties kan lezen of weer een poging waag.
Wat een mooie dag was dat zeg. Met een schone jas. Zoenen alsof mijn leven ervan af hing. En ik bedankte wie dan ook daarboven of beneden, dat haar vader haar niet in een toren had verborgen voor mij.
Lieve mooie Marinda.
“Heb je me gemist”, zegt ze.
“Je moest eens weten”, dacht ik.
“Valt wel mee”, zeg ik.
Snotneus.