Sigaret komt van het Franse cigarette (‘sigaartje’) en is een afgeleide van de sigaar. Een sigaret is een rolletje tabak, meestal korter dan 10 centimeter, bijeengehouden door een dun papieren kokertje. Dit kokertje kan al dan niet een filter bevatten. De diameter is 5-10 millimeter. Het papier en de tabak worden aan één zijde aangestoken en de sigarettenrook wordt via het andere uiteinde door de mond naar binnen gezogen. Als daarbij tot in de longen wordt ingeademd, wordt dit inhaleren genoemd. Ik weet niet hoe dit is. Ik rook niet, ik heb nog nooit gerookt.
Marinda zegt soms dingen die niet helemaal passen. “Jij rookt niet hè?”, zegt ze. “Nee”, zeg ik. “Jammer”, zegt ze. “Waarom is dat jammer dat is toch alleen maar goed van mij?”, zeg ik. Marinda verandert van houding. “Hoezo, is dat goed van je? Is het dan niet goed van mij?”, vraagt ze. “Nou nee, ik bedoel het is niet echt goed voor je, toch?” Marinda knikt, “Ja, dat is zo, maar het is wel lekker. Ik ben wel verslaafd aan meer dingen.”, zegt ze.
Marinda is een doorloper. We zijn door de Kalverstraat gevlogen, Marinda leek wel iets te zoeken. Als we aan ’t Spui bij een winkelraam staan en ik iets zeg over een paar schoenen, merk ik dat Marinda is verdwenen. Ik kijk wanhopig om mij heen maar zie haar niet. Het duurt niet lang voor ik helemaal in paniek ben.
Als ik alles bij elkaar optel ken ik Marinda nu net 3 uur en ik ben haar nu al kwijt. Uit pure wanhoop ben ik na het ronddolen gaan zitten op een bankje. Dan zie ik haar ineens uit een kapper zaak komen. Er staat een man met een enorme snor bij haar die haar een sigaret geeft en die voor haar aansteekt. Ze zegt hem gedag en loopt naar mij toe alsof er niets aan de hand is.
“Waar was je nou?”, zeg ik. “Ik was even een sigaretje halen.”, zegt ze. “Ik dacht dat het een sigarenboertje was maar het was een herenkapper zaak. Ik liep een beetje verdwaald naar binnen toen de eigenaar mij vroeg wat ik wilde. ‘Sigaretten’ zei ik. Die verkocht hij niet maar buiten gaf hij me wel een van hemzelf.” Marinda heeft werkelijk geen enkel benul van mijn zorgen.
“Ik was je aan het zoeken, joh. Je moet volgende keer maar even zeggen waar je naar toe gaat, hoor!”, zegt ik. Marinda kijkt mij verbaasd aan en zegt: “Ik zei het, we stonden bij de die winkel daar en toen zei ik: ga even opzoek naar sigaretten.” Het kan wel kloppen. Ik heb dat wel vaker. Dan zit ik zo hard na te denken wat ik moet zeggen dat ik niet meer hoor wat een ander zegt. “Dan heb ik je niet gehoord, sorry, ik was even helemaal in paniek.”, zeg ik. Marinda moet lachen: “Echt?”, zegt ze. “Wat lief”. Ze blaast rook in mijn gezicht.
“Ik ben helemaal niet lief.”, zeg ik. Maar mijn irritatie komt niet bij haar vandaan. Het is iets anders iets wat Marinda niet kan veranderen en ik ook niet.