Blauwe ogen zijn helemaal niet blauw, is inmiddels bekend. Licht valt op de vrijwel kleurloze collageenvezels van de bovenste lagen van de iris. Daar wordt het verstrooid en het blauwe licht met zijn korte golflengte kaatst terug naar het oppervlak. Welke kleur blauw het oog uiteindelijk heeft, is afhankelijk van de dikte en de dichtheid van de iris alsmede van het aantal collageenvezels en de dikte daarvan.
Deze winter was lang. Te lang.
Marinda kwam net op tijd. Ik had de schriftjes al bijna weggelegd. Klaar was ik er mee, maar het werd lente en Marinda kwam in de lente. Ik was er niet op uit. Ik was niet op zoek. We waren met de feestcommissie weer eens op pad. Dit keer in Lisse. Ik had er echt weer zin in. Beetje drinken en dansen. Knuffelen met Lou – heel voorzichtig. We gingen met z’n allen naar een soort grand café met podium en dansvloer. Het was ‘De gewoonste zaak’. Zo heette het.
Aan het einde van de avond zag ik Marinda op de rand van het podium met Tom zitten. Dat was haar beste vriend. Ik had haar ook zien dansen zo als in dit verhaal. Olivier uit de feestcommissie kon er maar niet aan wennen. Er waren er meer op de dansvloer die dat niet konden. Ik herkende Hèlen een beetje in haar, de x-beentjes van Bo, het sigaretje van Maureen en het felle van Lieke en Marieke. Maar het was Marinda, buiten alles wat ik wilde herkennen of ik aan haar hing, was ze dat.
‘De gewoonste zaak’ was donker. Vooral op de dansvloer en naar het podium toe. Ik had dan ook niet gezien dat ze weg was. Voordat ze de deur uit glipte met Tom ben ik naar haar toe gerend. “Wacht, wacht!”, zei ik. Ze draaide zich om en keek me aan. Het was de eerst keer dat ik in haar blauwe ogen keek. Hele blauwe ogen. Ze blies het rook van haar sigaret in mijn gezicht en zei: “Ja?’.
Ik keek haar te lang aan met prikkende ogen. Tom riep na een tijdje: ”Wat wil hij nou?” Toen ik weer een beetje wakker schrok, zei ik: “Sorry, mag ik je telefoonnummer?” Marinda keek mij aan maar was nauwelijks verrast. Ze kneep een oog dicht. Niet als een knipoog. Ze keek me nog steeds aan. “Is goed.”, zei ze. Uit haar rugtas pakte ze en pen en schreef haar telefoonnummer op mijn hand. Daarna draaide ze zich om sloeg haar arm om Tom en liep weg.
Ik heb haar weg zien lopen. Tot ik haar niet meer zag. De volgende ochtend liep ik naar de badkamer en was ik nog net op tijd wakker om het nummer over te schrijven. Anders was ze voorgoed verdwenen onder de douche.
Marinda belde ik toen de lente nog maar net was begonnen met het hart in mijn keel. We hadden dat weekend een afspraak vóór het station in Haarlem.
Lieve Marinda.