Ik daag je uit. Ik kies jou. Laten we gaan. Je weet het niet. Wat moet je zeggen. Het is een frats. Een truc. Een moment. Dronken, maar ik meen het. Dronken mensen spreken de waarheid.
Alsof we boven de wereld hangen. Iedereen er onder zie ik worstelen. Ik weet het zeker. Ik spreid mijn armen. Kom hier. Kom nu. Tot daar. Tot waar niemand kan kijken.
Ik zie je denken. Doe nou normaal. Niet zo snel. Kijk het aan. Rustig aan. Nu weet ik niet. Nu. Niet morgen. We doen nu. Ik wil wel maar alleen nu. Morgen weet ik niet. Morgen is nu niet.
Opties. Ik wil keuzes. Dingen moeten open en los. Niet vast en afgesloten. Dingen moet duidelijk en zichtbaar. Niet verborgen en vaag. Ik wil alles weten. Alles van jou en verder. Afspreken. Morgen. Overmorgen en daarna.
Ik heb vragen. Je begrijpt niet waarom. Jij wil er niets van weten. Je vraagt mij niets. Alleen hoezo. Enkel waarom. Onbelangrijk. Dat is het. Het doet er niet toe. Wij zijn er toch al. En dat is nu. Waarom vragen over toen.
Gummen. Uitgummen wil ik ze. Al die anderen. En tekenen. Mezelf tekenen op hun plek. Invullen. Daar. Tot je ze niet meer kent. Tot ik. Alleen ik. En dan ben ik de enige. De enige goede keuze. Vanaf het begin. Het begin van jou. Toen jij werd.
Draaien. Draaien wil ik je. Naar je mooiste kant. Naar je mooiste eigenschappen. Naar het beste van jou. En dan pronken. Pronken naar iedereen. Kijk dan. Zie dan. Jij bent van mij. En ik van jou.
Je kijkt. Je spreekt. Dat hoeft toch niet. Waarom zou je. Wij. Alleen wij weten wat we vinden. Van ons. Van wat we hebben gevonden. In elkaar. Waarom zou je dat doen. Waarom zou je dat willen. Voor wie. Er is toch alleen wij.
Dan is er dus wij. Wij en anderen. Anderen die wij gaan maken. Met elkaar. In elkaar. Die ons kiezen. Van daarboven. Samen. Veilig. Van klein naar groot. Groeien. Groter. Nog groter. Jaren. Met plannen. Jij en ik.
Laten we oud worden. Ik daag je uit. Je weet het niet. Ik ken je ook maar net. Net. Nog maar net gevangen ben ik. In jou net. Als ik terug zwem ben ik weg. Maar ik wil hier niet meer weg. Nooit meer.
Ik wil bij jou. Alleen nog maar bij jou. Dit eerste uur en daarna. Deze dag en morgen. Morgen en overmorgen. Overmorgen en wat volgt.
Wat ik wil is wij. Wat volgt is van ons. Wat komt is alles.