Op zoek. Het lijkt zo, maar niet echt. Ik weet het niet. Er was een meisje op school, Lou. We zaten samen in de feestcommissie. Zo stoer was ze. Ik vond haar echt een bikkel. Maar je mocht niet te veel aan haar komen. Ik wel. Ik weet niet waarom. Ik gaf haar gewoon een knuffel. Af en toe. Een schouder. Ze was een soort plankje dan. Schattig. Ik ging met haar bier halen. Vaten tegelijk. Zij had een rijbewijs. Net als Bo. Maar bij haar was je veilig. Dwangmatig veilig. Gordel om geen discussie.
We gingen pallets halen aan de overkant van de school. Dat was een distributie centrum voor porno blaadjes. Wisten wij veel. Ze werd aangesproken door een van de heren daar: “Kom maar binnen schatje we kunnen van jou wel wat foto’s maken.”, zeiden ze toen we vroegen of we een pallet voor de school konden lenen. Ik moest haar echt tegen houden. Ze had die gast helemaal uit elkaar getrokken. Dat kon zij. Echt.
Wij gingen pas laat drinken. Na de bar dienst. Dan hadden we lol. En ze had mijn schouder. Zij was een bloempje dat nog maar sinds kort was gaan bloeien. Niemand kreeg echt hoogte van haar. Maar ik wel. een beetje. Met handschoenen. We gingen uit in Haarlem met de hele groep van de commissie. Dat liep echt uit de hand. We eindigde in een berg lichamen verspreid over de vloer van het achterhuis bij Olivier. Dat was grappig. Ik kon echt niet slapen.
Ze keek me aan. Ze kon ook niet slapen. Ze ademde in mij gezicht. Ze was zo dichtbij. Het was niet de bedoeling. “Als ik haar zoen bijt ze me kop eraf.”, Dacht ik. Ik weet het zeker. Onhandig was het maar we wilde het. Het gebeurde. Verbaasd was ze. Ik voelde het. Dat was het. Alleen maar zoenen. Een beetje gevoosd. Ondenkbaar bij haar. Zij was een wild paard van de steppe. Ontastbaar- niet aaibaar-onmogelijk. Bizar.
Daarna schreef ik een briefje. Ik had iets gedaan wat niet kon. Niet de bedoeling was. Ik mocht haar niet temmen. Dat was ik niet. Ik kreeg een brief terug:
Lieve Jeffrey,
We mogen dan misschien hemel en aarde van elkaar verschillen, één ding hebben we gemeen. De liefde voor onze vrijheid.
Bedank voor je briefje. Het was een opluchting, erkenning en ook wel grappig. Mooi geschreven ook. Doe je dat meer? Dat betekent niet dat ik je niet serieus neem. Ik heb nog nooit een relatie gehad. Ik was, ik heb altijd gekozen voor eenzaamheid. Ik ontdooi een beetje nu, hier. Mij moet je niet aanraken of knuffelen. Ik doe je wat.
Mijn vrijheid werd groter toen mijn ouders verhuisde naar Noordwijkerhout, dat zo’n beetje midden in de duinen ligt. Ik was altijd buiten. Wind, regen, sneeuw, dat maakte niet uit. Tot wanhoop van bepaalde mensen liep ik in de ijzige kou in de regen, drijf en drijfnat, in een T-schirt en een korte broek. Mijn moeder kon me nog zo goed aankleden – op der kop gaan staan – whatever. Als ik mijn zin kreeg verdween alles weer in de kast.
Ik vloog er vandoor. De duinen in, het bos in. Naar plaatsen waar alleen ik de weg wist en niemand mij achterna liep. Dat was mijn wereld waar niemand iets te zoeken had. Mensenschuw en half verwilderd was ik. Met dieren kan ik beter opschieten dan met mensen. Op de rug van een paard kwam je verder, was je sneller en 2 meter boven de grond. Of als een vogels, die kunnen vliegen. Zij hadden de beperking van het Tweedimensionale niet. Zij waren pas vrij.
Meerdere mensen hebben zich daar ook mee bezig gehouden. Ik weet niet waarom maar op een of ander manier vinden mensen het nodig mij etiketjes op te plakken. Ze zoeken naar een verklaring. Autisme werd genoemd. Ik weet niet of je weet wat dit is, ik hoop dat je daardoor weet dat ik geen autisme heb. Ik hoop dat je net zo verbaasd bent over dit vonnis als ik. Ik kon niet anders dan er keihard tegen in gaan.
Welnu dat is mij grotendeels gelukt. Hoewel er natuurlijk altijd wel een paar stug blijven vol houden dat ik toch een beetje autistisch ben. Ik maak me er niet meer druk om. Ik neem het ze niet kwalijk. Het is het niet waard. Ik snap wel dat er iets met mij is. Ik kan heel hard zijn. Ik kan mensen kapot maken als ik wil. Dat weet ik. Met het grote negeren en heel veel stilte.
Zoals jij mij ziet en kent zo zien anderen mij weer heel anders. Dat is ook niet de gene die je bij mij thuis zou zien. Het is ook niet dezelfde die je tegenkomt in het Patronaat, de toneelschuur of elders. Het ware wezen dat ik ben leeft nog steeds in een eigen wereld. Net zo als ik vermoed dat niet elk mens is wat hij lijkt te zijn. Net zo als ik vermoed dat ook jij soms een ander mens bent dan je lijkt te zijn.
Jij toont je ware wezen dat je bent meer aan de buitenwereld en beter dan ik of ik nauwelijks. Het is geen kwestie van willen, het is meer dat ik niet weet hoe. Dat geeft niet. Ik let op. Ik ben aan het vechten. Ik snap ook niet waarom ik altijd maar zo grijpbaar moet zijn voor anderen. Maar zie wel dat het handig is. Ik wil ook niet in andere ogen gezien worden als een zielig hoopje ellende. Ze moesten eens weten.
Nu moet ik vechten, nu moet ik mij open stellen, maar dat is verdomde moeilijk. Er is namelijk een ongeschreven regel: “Men blijft met z’n tengels van mij af” dat wil zeggen fysiek contact mag wel (in tegenstelling tot een tijdje terug) maar er zijn grenzen. Jij overschreed die grenzen natuurlijk behoorlijk. Normaal gesproken kap ik dat meteen af, niemand vloog mij spontaan om m’n nek, maar dat maakte op jou geen indruk. Jij bleef maar komen. Het verzet gaf ik maar gedeeltelijk op. Juist, je bracht me behoorlijk van stuk. Ik begreep er echt niets van, ik sprong niet uit m’n vel. Hoe dat komt zal ik wel nooit begrijpen, maar jij hebt iets waardoor ik nooit tegen je zal uitvallen.
Jeffrey ik vertrouw jou en ik hou van je op mijn eigen manier. Ik wil gewoon een hoop lol hebben. Maak je geen zorgen over afgelopen vrijdag en of ik mij daar iets bij voorstel. Dat is namelijk iets waar ik mij überhaupt geen voorstelling van kan maken. En wat die knuffel betreft…jij alleen jij, kan altijd van mij een knuffel krijgen zoals die bedoeld is.
Liefs Lou.
We hebben het er niet meer over gehad. We moesten bier halen voor het volgende feest. Veilig bij haar in de auto.
Mooie brief toch, lieve Lou.