Ik heb mijn schrijven gemist. Ik denk dat het zeker 18 jaar geleden is dat die doos met brieven en mijn schriftjes het daglicht zagen. Dat geeft niet hoor. Het hing vaak samen met het eindigen van relaties. Dan zat ik met een bak brieven keihard te janken. Dat is niet aan de orde. Dat is al een tijdje niet aan de orde. Maar ik zoek denk ik nu enkel naar mijn eigen handleiding. Die ben ik al een tijdje kwijt.
Ik wist het niet tot aan gisteren middag. “Dat is ook wat ik zoek.”, dacht ik toen iemand anders dat aandroeg. Er zit geen handleiding in die doos. Dat weet ik wel. Je kunt wel uit die doos terugpakken naar hoe het was. Wat je niet meer hebt. Vragen waarom ik het nu zou moeten missen of niet. Mis ik het wel? Ik mis niks bij Simone. Ik mis alleen iets bij mezelf. Rust. Dat is ook onmogelijk met zo’n vol gezin. Rust. Het zoeken naar mijn handleiding is als het zoeken naar mijn eigen plek in dit huis soms. Of mijn eigen spullen – het is een speurtocht.
Marieke en ik gaan voor mijn verjaardag naar de Space Expo. Het is voor mij een grote verassing. We gaan met de bus. Ik hou niet van de bus. Ik heb te veel te vertellen. Marieke ook. Daarbij wil ik ook Marieke aankijken. Dan wordt ik misselijk. Niet van Marieke. Van rijden in de bus. Marielle heeft mij verteld wat ik dan moet doen. “Bewegen met je benen.”, zei ze. Je brein snap blijkbaar niet dat je stilstaat en toch vooruit gaat. Marieke kan er niet tegen. “Zit eens stil.”, zegt ze.
Dan maar misselijk.
Marieke past soms dingen toe op mij die ze met andere aanbidders doet. “Ik stond met Lazlo in de bus halte en we hadden zo gelachen.”, zegt ze. “We deden een soort karaoke. Maar dan zonder muziek. Dan ben ik het publiek en dan moet jij een liedje zingen.” Marieke duwt mij van mijn plek naast haar. “Doe dan.”, zegt ze. Ik ga staan maar kan echt helemaal niets bedenken. En dan gaat het mis.
Er was wel een tijd dat ik uitbundig meezong met liedjes, maar toen was ik wel eens stuk jonger. Dat is dan ook het enige dat ik kan bedenken. Ik zet een nummer van Phil Collins in. Marieke haakt vrijwel meteen af. “Kun je niets anders bedenken?” Ik laat mijn schouders zakken. “Ik kan dit niet.”, zeg ik. Ik word uiteindelijk gered door de bus. Gelukkig is verder zingen in de bus niet de bedoeling. Maar ik heb gefaald en het zit me dwars.
Bij de balie van de expo koopt Marieke de kaartjes. Ze kijkt naar een stapel papier die aan de zijkant van balie ligt. “Deze speurtocht willen we erbij.” Het meisje achter de balie kijkt haar verbaasd aan. “Deze is voor kinderen onder de 11 jaar.” Ik hoor een: “Nee, dat hoort niet.” Maar Marieke niet. Marieke neemt het enkel als waarheid aan en zegt: “Oké, doe maar erbij.” Dit zijn de momenten dat ik het meest van haar hou. Momenten waarop de wereld zich ter plekke aan haar wensen aanpast. Dat heeft alleen Marieke. Zo is ze helemaal Marieke. Ik heb haar gemist.
Maar Marieke en ik zijn geen ‘Lovers’ meer. Ik gebruik dat woord omdat het zo expliciet ergens anders in het schriftje staat. “Hoe is het met je ‘lover’ uit Amsterdam?”, vraagt ze. Het cynisme straalt er van af. Mijn antwoord is onvermijdelijk, maar ik twijfel. Ik kan ook zeggen dat het nog prima is.
Ik kan niet liegen. Mensen trappen er niet in. Ik heb het wel eens geprobeerd, maar ik val door de mand. Ik weet niet zo goed waarom ik bedacht had de mand in te springen, maar daar gaat het dus al mis. Ik spring niet in manden. Laat staan dat ik door een mand val. Wie heeft dat bedacht?
Ik neem alles te letterlijk. “Hoe is het.”, wordt dus beantwoord met: “Ik weet het niet. Ze stapt binnenkort op een vliegtuig. Ik mag niet mee.” Marieke is niet onder de indruk van mijn ongelooflijke aanstellerij – we vieren namelijk mijn verjaardag.
“Weet jij de eerste vraag niet? “zegt Marieke, ik weet even niet waar ze het over heeft. Ik loop met mijn blaadje en potlood te ver door. “Daar is de eerste vraag.”, zegt ze. Er is geen ruimte voor aanmodderen. Dat is duidelijk. Deze speurtocht gaan we zonder concessies afmaken. Het is voor mijn verjaardag weet je! Dit is belangrijk. Ik moet alleen niet te veel naar Marieke kijken. Ze leidt te veel af.
We komen een enorme ruimte in waar de Melkweg op het plafond wordt belicht door grote lampen. In de hoek staat een mannetje op een deel van de maan. We treuzelen te veel. Een groepje opgeschoten jongens van onder de 11 jaar rent ons voorbij. “Terging, een man op de maan. Is dit vraag 12?”, hoor ik een jongen zeggen. Ik zie aan Marieke dat ze opslag verliefd is.
Marieke krijgt ooit een hele berg kinderen ik weet het zeker. Niet met mij hoor. Dat lijkt me geen goed idee. Ja, een hele berg of één hele goeie. Eentje die ze overal mee naar toe kan nemen is ook goed.
Man op de maan. Opeens weet ik het. Ik ga voor Marieke staan pak mijn microfoon uit de lucht en begin te zingen.
“Now, Andy did you hear about this one? Tell me, are you locked in the punch? Andy are you goofing on Elvis, hey, baby? Are we losing touch?
If you believed they put a man on the moon, man on the moon. If you believe there’s nothing up his sleeve, then nothing is cool”
Marieke moet lachen. Marieke houdt van REM, maar ze lacht met kiespijn. Het is te druk hier. In een bushalte kan dit, maar niet hier. “Kom we moeten naar vraag 13.”, zegt ze en trekt me weg bij de maan. Marieke schaamt zich over het algemeen voor niets. Maar als een jongetje van 10 jaar mij een debiel noemt is het welletjes.
De mens zette zijn eerste stappen op de maan in 1969. Drie jaar later gingen er voor het laatst astronauten heen met de Apollo 17.
Het lijkt zo lang geleden dat ik met Marieke heb gevreeën. Zo ver weg als de maan. Ik wilde het vaker – eigenlijk altijd wel maar snapte nooit de signalen. Marieke vond het fijn maar onbelangrijk. De laatste dag dat ik het dacht was de dag dat we ruzie kregen. Daarna heb ik geen stap meer gezet op de maan. Ik ben blij dat het nu duidelijk is. Dat dat niet meer gaat gebeuren. Ik wil het wel, maar het gaat niet om mij. Het gaat om iets mooiers. Het gaat om ons. Ik zie dat nu. Ons – is goed.
Marieke is mijn maan. Onbereikbaar en zo mooi. Ik mag graag naar haar kijken. Haar volgen. Tot ik naar bed ga.
Alleen, wel weer alleen. Buiten schijnt de maan gelukkig altijd.