Ik weet het al weer. Ik was het door alles weer heel even vergeten. Natuurlijk. Er iets met meisjes en Medemblik. Ik mag ze niet houden. Ze zijn niet van mij. Er is er zelfs van de week spontaan een bijgekomen. Zo maar “Je bent vroeger vergeten om op mij verliefd te worden. Ik heb ook iets met Medemblik!”, zei ze. Ze had geen idee. Ik hield afstand ik had er inmiddels een zintuig bij. Het geeft niet meer. Wat ik met ze had of voor ze voelde kan niemand mij meer ontnemen. Het is er nog.
Het waren meisjes met een mening. Een doel. Ze pakte me in en namen me mee. Ik had geen doel toen. Nog niet. Ik had overal wel een mening over. Dat moest. Je kon niet zeggen dat je geen mening had over iets. Dat kan ik nu wel. Dat heb ik moeten leren. Medemblik en meisjes. Ze waren een opmaat naar mijn mooie Simone. Ik wilde ze allemaal houden maar dat kon niet.
Maar nu nog niet daar ben ik nog lang niet. Maureen en ik zijn thuis. Remco is wel thuis geweest maar inmiddels al weer vertrokken. Maureen loopt de kamer uit terwijl ik probeer een gitaar te stemmen die waarschijnlijk weer ergens is gevonden. “Als het je lukt ben je mijn held”, zegt Maureen. “Op een Spaanse gitaar horen geen stalen snaren. Dat trekt deze vast niet.” zeg ik.
Ik heb onderweg gevraagd of we ergens langs kunnen waar we snaren kunnen halen. Alle winkels zijn al dicht maar Maureen heeft een adresje. We lopen een pand in dat gebruikt wordt als oefenruimte voor beginnende bands. In een van de kamers gaat een deur open samen met een enorme bak herrie. Maureen kent de jongen achter de bar. “Wat moet je nou hebben Jef!” Ik moet lachen. Maureen noemt mij nooit Jef. Ik luister eigenlijk naar alles, Jeffrey, Jef, Djef, Djeffrey Sjef. Jeff is goed. “Snaren voor een Spaanse gitaar.”, De jongen schudt zijn hoofd. “Iedereen speelt hier versterkt en elektrisch”, schreeuwt hij. Toch stop hij Maureen een set snaren toe.
Ik ben eraan begonnen op de bank, maar ik heb er een hard hoofd in. Deze gitaar ziet er nog best aardig uit. De bassnaren zijn nog intact. Ik vervang dus wat er mist met de snaren in het setje. Na een tijdje begin ik te tokkelen. Ik kan nog niet echt geweldig spelen. Maar het voldoet. Ik hoor de gitaar terwijl ik speel afzakken in lagere tonen. Maureen is naast mij gaan zitten. Ze heeft een envelop in haar handen en haalt er een brief uit. Nou ja brief het is meer een boekwerk.
Maureen begint voor te lezen. Het begint bij waar hij is, wat hij doet en hoe dat gaat. Wie hij heeft ontmoet en wat ze van hem verwachten. Dat is zo’n beetje 3 kantjes en is gedetailleerd saai. Daar volgt er een stuk dat meer gericht is aan Maureen. Heel langzaam zie ik Maureen veranderen van een zelfverzekerde dame naar een muisje.
Wat hij schrijft is zo gemeen en hij gaat maar door. Hoe hij haar mist en hoe dat haar schuld is. Wat ze hadden afgesproken en hoe leuk maar wat zij niet heeft waar gemaakt. Wat ze allemaal zouden gaan doen maar hij nu alleen moet doen. Dat hij niet weet wat hij moet doen maar ook dat zij daarover na moet denken. Ik zie het gebeuren en het is ineens zo duidelijk. Hier zit een muisje dat alles heeft opgegeven voor hem. Opleiding, huis en zelfs contact met haar ouders.
Gent heeft haar in de tang, heel ver weg en met een brief. Hij staat op een voetstuk en hij weet het. De arrogantie straalt ervan af. Hij eindigde met de volgende zin: “Ik mis je. Als je nog wilt stuur ik geld voor de reis.” Mijn maag keert om. “Echt niet”, denk ik. Nadat Maureen klaar is met voorlezen kijkt ze me aan. “Mooie brief hè.”, zegt ze. Ik ben sprakeloos.
Ik heb al een tijdje niets gezegd. Maar ik heb mezelf helemaal opgevreten. Als ik nu iets ga zeggen gaat het helemaal mis dat weet ik zeker. Gent gaat deze dag niet verpesten. Dat is zeker niet de bedoeling. “Ik moet er nog even over nadenken.”, zeg ik. Hij heeft een hoop verteld.”, zeg ik. Ik zoek naar gedachtes die helpen. Maar Gent is inmiddels al en lul en ik kan het niet meer loslaten.
Ik gooi het over een ander boeg. “Heeft Gent in het Rijksmuseum de Vermeer kamer met je gezien?”, vraag ik. Het antwoord dat ik krijg is een inkoppertje. Natuurlijk is Gent nog nooit met Maureen weggeweest. Niet naar het Rijksmuseum niet naar het Vondelpark en zeker niet gaan dansen op de dansvloer. Gent zat in een bandje in Amsterdam en had het te druk. Het was zo belangrijk. Ik had er nog nooit van gehoord. Maureen hing aan zijn lippen als ‘frontman’. Prima maar wat een hork. En blijkbaar was het allemaal niet zo spannend. Zie als ‘frontman’ kun je gewoon vertrekken en dan is er niemand die je mist dus.
Ik kan maar beter niet gaan zingen. Helemaal niet met deze gitaar. Ik doe het wel later maar nu nog niet. Nu durf ik niet. Zingen met een gitaar is best moeilijk.
“Ik vind het geen aardige brief Maureen.”, zeg ik. Maureen kijkt mij niet heel erg verbaasd aan. “Echt niet?” vraagt ze. “Ik lees het niet meer zo. Ik heb het te vaak gelezen, denk ik.” “Hij mag je niets kwalijk nemen. Hij mag je wel vragen om te komen. Maar dan moet hij eerst vragen hoe het met jou is. Dat heeft hij niet een keer gedaan.”, zeg ik.
Maureen zoekt door de brief heen: “Dat vraagt hij wel ergens.” zegt ze. “Nee, hij vraagt wel hoe het is om met Marco in dit huis te zijn zonder hem. Maar dat is iets anders.” Maureen hoort me niet ze is druk aan het zoeken. “Het staat er echt niet in Maureen. Hij had daar mee moeten beginnen.” Maureen legt de brief opzij. “Je hebt gelijk.”, zegt ze. Ze kruipt tegen me aan: “Hoe is het met je?”, vraag ik. Maureen moet lachen. “Ik word nu pas een beetje wakker denk ik.”, zegt ze.
“Ik vond het een onwijs gave dag weet je dat.”, zeg ik. “Vermeer had jou geschilderd als hij dat had gekund. Ik weet het zeker. Met heel veel geel.” Maureen staat op. “Kom je?” zegt ze.
Terwijl we de kamer uitlopen begint de gitaar te kraken. Met een enorm geweld breekt de frontplaat spontaan af. Ik schrik me helemaal lam. Maar herpak mijzelf vrij snel: “Ik weet niet hoe dat zit met dit huis maar ik zou geen barrels meer in huis nemen,” zeg ik. Maureen loopt voor me: “Kom nou.” zegt ze.
Gelukkig hebben we nog een dag. Morgen is het zondag.