Marieke weet heel goed de weg in Amsterdam. Via Boudisque waar we echt uren struinen naar nieuwe dingen (Ze is op zoek naar een cd van Pavarotti maar de cd die ze wil hebben is er niet). Lopen we via de Kalverstraat en Damstraat naar het Waterlooplein. Ik voel me zo trots als een pauw terwijl ik naast haar loop, beetje brak maar trots. Maar zij is het mooiste dat hier rondloopt ik niet. En ik mag naast haar lopen. Ik mag haar ook zoenen en knuffelen.
Elke winkel heeft een doel. Ze heeft geduld en neemt de tijd voor alles. Terwijl ze dat doet geniet ik van elk klein beetje Marieke dat ze prijsgeeft. We zijn in een dumpzaak waar ze zoeken naar een specifieke tas. Ik word in een andere winkel meegetrokken in een kleedhok waar ik haar moet helpen met dingen beoordelen. Ze heeft geen schaamte en daar is ook geen enkele rede toe. Maar ik wel. Wie wil er nou met mij winkelen? Ik ben niet iemand waar je mee gaat winkelen. Ik was een sleutelkind. Mijn ouders gaven mij een touwtje met een sleutel om mijn nek en stuurde mij naar huis. Winkelen met mij was een hel. Ik vond het vreselijk. Anderen met mij ook. Ik had er niet het geduld voor.
Ik heb wel een keer eerder zo gewinkeld met mijn vriendinnetje uit Alkmaar in Haarlem. Dat was echt een magische avond. Ze had in Haastje Repje in de kelder een jurk gepast van paars fluweel. Ze was een klein meisje maar in die jurk was ze echt zo’n mooie vrouw. Dat beeld van haar in die jurk vergeet ik nooit meer. Ik zat daar op een bankje. Er ging een meisje naar binnen maar er kwam een vrouw naar buiten. Het was een soort goocheltruc met een gordijntje en ik was de enige die het mocht zien.
Dat was wel anders dan die andere truc met mijn zus. Ze kaapte mij in de winkel en gaf mij een Skinny Jean mee in zo’n hokje. Het koste mij aardig moeite en tegenzin deze broek over mijn over-ontwikkelde bovenbenen te trekken. Ik wilde zo graag dat ze erover ophield. “Het staat je vast prachtig”, zei ze. Die boven benen had ik zorgvuldig opgebouwd samen met mijn vader op de fiets naar Parijs. Pas toen ik keihard ging roepen om een schaar kwam iemand vanuit de winkel mij redden van dit onmogelijke kledingstuk en zag mijn zus dat het een idioot idee was. Belachelijk, mannen willen op zijn minst een beetje bungel ruimte. In deze broek had ik het idee dat alles dat ooit was ingedaald, mijn lichaam weer in wilde kruipen. Ja, echt prachtig, zus!
Marieke is wel prachtig in een pashokje achter het gordijntje. Ze vraagt mij dingen, ze vraagt naar mijn mening. Alsof ik er verstand van heb, serieus? Ik ben ook nog eens hartstikke kleurenblind. Ik zie alleen maar groen heel goed, denk ik. Bij elke vragende blik van haar probeer ik ook de kleur te raden van haar ogen. Onmogelijk, ze lijken bij elke wissel van kleding te veranderen. Ik ben nog een beetje dronken van gisteren denk ik. Of hopenloos verliefd.
Het Waterlooplein vindt ze geweldig. Inmiddels help ik haar de tassen te dragen. We eindigen in café de Doelen en praten eindeloos. Of nou ja, ik dan. Vooral over de avond ervoor en de toneelschuur. Maar ook over de kleur groen, muziek en Skinny Jeans, wat een walgelijke broeken. We eten wat in de buurt van het Leidse plein en gaan naar de film. The Big Lebowski. Wat een geniale film is dat zeg en we krijgen de slappe lach. Het is een startschot voor een reeks andere films die zo verstrengeld zijn met het gevoel van Marieke. Ik heb er zo veel met haar gezien.
En altijd zoek ik haar. In de duisternis van de bioscoop. Ik hou haar hand vast. Marieke is nog mooier in het licht van een bioscoopscherm. Als een goocheltruc zo mooi. Ik hou mezelf voor de gek. Achter elke truc zit een waarheid die ik nog niet zie. Er zit een gordijntje voor.
Ze heeft het wel verteld. Ze heeft alles verteld maar ik heb niet geluisterd.