Pinguïn was verliefd. Dat was hij al heel erg lang. Die liefde brandde als een warm kacheltje in zijn buik. Zoals liefde dat doet. Dat was fijn. Vooral hier waar het zo koud was. Zijn ouders waren ook heel erg verliefd dat wist hij zeker. Ander kom je als vogel gewoon niet uit het ei en wacht je op de volgende keer, of er is iets anders mis. Misschien ben je nog niet goed gelukt of er nog niet klaar voor. Dat kon ook dat wist je gewoon. Zo werkt het bij vogels. Hij wist niet waar zijn ouders waren. Het zat wel ergens verborgen in zijn kleine hoofd maar hij kon er niet opkomen. Het lag op het puntje van zijn tong maar die hield hij zorgvuldig in zijn snavel op deze koude plek.
Ze waren alleen nog steeds heel verliefd dat wist hij zeker, want hij was helemaal goed gelukt. Hij was alleen een beetje een koukleum dat was alles.
Hij durfde het niet te zeggen tegen haar. Ze was zo veel meer dan hij was en zo mooi. Ze hadden zo vaak gewandeld omdat Sneeuwkonijn had gezegd dat je het daar warm van kreeg. Pinguïn wandelde alleen niet met Albatros omdat hij het warm kreeg van het wandelen. Hij kreeg het warm van haar. Ze had er weleens iets over gezegd. “Wij zijn goede vrienden Pinguïn.”, zei ze. “We zijn toch gewoon vrienden?”, vroeg ze. “Natuurlijk”, had Pinguïn gezegd. Wat had hij kunnen zeggen. Ze was ook geen pinguïn en ze kon anders elk moment wegvliegen. Dat kon toch?
In het boekje dat hij had gevonden stond ook een verhaaltje over de liefde. Het was het laatste wat de eigenaar had kunnen opschrijven. Aan zijn lief en zijn kuikens. Zijn eieren waren ook uitgekomen ze stonden er alle drie in. Zijn liefde en drie kuikens. Het was niet leuk dit laatste bericht te lezen. Het was een afscheid. Pinguïn hield niet van een afscheid. En dit was buiten alles definitief. Er zat geen leven meer in dit mens toen hij het boekje had gevonden. Maar wel liefde. Hij zag het.
Pinguïn kon er zich niets bij voorstellen. Wie gaat er nou zo maar op pad zonder zijn lief en drie kuikens? Wat is er nou belangrijker dan dat? Liefde was bij pinguïns voor het leven. Dat moest toch bij anderen ook zo zijn? Pinguïn kon zich niets voorstellen bij een ander constructie. Het was ondenkbaar. Er moest iets misgegaan zijn. Er was ook iets misgegaan bij hem dat wist hij zeker. Zijn ouders waren ook nog steeds heel verliefd, want hij was gewoon uit het ei gekomen.
Maar hij was hier alleen. Er was geen pinguïn te bekennen.
Je kuikens laat je niet in de steek. Dat doe je niet. Liefde was bij pinguïns ook bij hun kuikens voor het leven. Liefde was een natuurgeweld dat niets of niemand kon stoppen. Dat wist Pinguïn. Het maakte hem sterk. Het maakt iedereen sterk. Ondanks al het gemopper. Ondanks het gevoel dat je hier niet hoorde. Want zijn ouders en andere kuikens zochten hem al jaren. En daarom had hij het koud, maar niet zo koud dat hij dat niet wist. Daarom was hij alleen, maar niet zo alleen dat hij in zijn eentje op pad ging. Daarom was hij eenzaam, maar niet eenzaam dat hij daar geen vertrouwen in had.
Het lag op het puntje van zijn tong.
“Maar hij had het nog steeds best wel koud. Af en toe” dacht hij. “Af en toe was goed. Dat mocht toch gewoon?”
Zo koud.