Ik sta op het station het is al weer een paar dagen geleden dat Bo is vertrokken. Ik zak weer weg in mijn zelfmedelijden. Ik ben daar zo goed in. Ik zoek tussen alle mensen op het perron naar het meisje met de mooie rode geverfde haar. Maar ik zie haar niet. Via de vader van Bo heb ik gehoord dat Bo veilig is aangekomen en inmiddels is ingezet in het gezin waar ze au pair is. Lieke heeft gevraagd of ik haar wil helpen met verhuizen. Tessel heeft mijn nummer gegeven. Ik heb er weinig oren naar. Bloemendaal is achter mij.
Het meisje met het mooie rode geverfde haar ook ineens. “Hé, broertje van Seline.”, zegt ze. “Ik moet er iets van zeggen”, denk ik. Wat is ze mooi en dichtbij. Ik heb haar zo vaak bekeken maar niet zo dichtbij. Ze moest eens weten. Nee, dat is beter van niet. Ze heeft half lang rood haar en de twee uiteindjes van haar oren steken altijd als bij een elfje tussen haar rode haar uit. Flapoortjes zou je zeggen maar dat komt niet in mij op.
Ze had soms een koptelefoon op als ik haar zag en dan moest ze moeite doen stil te zitten. Als ze een appel at was duidelijk te zien dat haar hoektanden een soort eigen weg waren gegaan buiten haar verder perfecte mooie witte tanden. Ze had prachtige mooie rode lippen en in beide hoekjes kwamen die hoektanden soms een beetje tevoorschijn. Ik had haar een paar keer horen lachen en praten. Ze is zo leuk. Ze weet het niet maar ongemerkt verscheen ik inmiddels elke dag optijd op school omdat ik haar niet wilde missen.
“Mja, broertje”, zeg ik. Ik grabbel naar woorden. “Moet jij ook deze trein hebben?”, vraagt ze. “Ja, deze is wel handig”, zeg ik. “Sorry ik ben Jeffrey, dat is misschien beter dan broertje van.” Ze kijkt me aan en lacht. “Hoi ik ben Marieke”, zegt ze. Ik begin het te herhalen in mijn hoofd: “Marieke, Marieke, Marieke….niet vergeten.” Het gedichtje brand in mijn zak. “Dat kan echt niet meer.”, bedenk ik.
Marieke zit op de Hogeschool van Amsterdam en doet HBO-jeugdwelzijnswerk. Dat mode op het Tetterode was leuk maar net als bij mijn zus niet iets waar ze mee verder is gegaan. Marieke is ook een keer bij mij thuis geweest. Op een feest van mijn zus. Maar in die periode was ik smoorverliefd op iemand in Alkmaar. Dat zag er toen nog rooskleurig uit. Ze was mij niet opgevallen. Dit is allemaal zo raar. De trein rit is te kort. Marieke is onbereikbaar. Ik weet het nu zeker. Totaal onbereikbaar. Ik ben Jeffrey. Nog steeds het broertje van Seline.
Na school weet ik niet hoe snel ik mijn zus kan vragen over Marieke. Ik ren naar boven en ga haar kamer in zonder te kloppen. Dat is niet de bedoeling. Ik weet wel beter. Er zijn maar een paar dingen die ik niet moet doen in dit huis en dit is er een. Ik moet teruglopen en opnieuw aankloppen. Geen punt. Mijn zus geeft geen kick. Marieke kent ze maar ze is niets van plan iets te zeggen. Als je broertje iets wil moet je daar natuurlijk zo lang mogelijk gebruik van maken. Ik moet haar die ruimte ook niet geven. Ik hoor de regel nog een keer als ik de kamer uit loop. Kleine broertjes gaan niet met klasgenootjes rommelen ook niet met oude klasgenootjes.
Ik denk aan Bo, we hebben haar besproken. “Je moet er iets mee doen, dit is toch geen toeval?”, had ze gezegd. “Als ze bij je zus in de klas zat, is er vast een adres ergens.” Natuurlijk heeft Bo gelijk. Maar Bo mag er niets meer van zeggen. Als het ergens is dan is het in de kamer van mijn zus. Kleine broertjes horen daar niet. Toch, ik heb geduld. Ik riskeer een lang durende oorlog in huis. Want mijn zus weet altijd of ik in haar kamer ben geweest. Ook als ze weg is. Ik gok het erop. Ik weet haar oude agenda te vinden. Marieke staat erin met adres. Ik heb alles wat ik wil hebben. Beneden bekijk ik de videoband van mijn zus en de modeshow van het examen jaar. Ook die van het jaar ervoor. Ik heb ze vaak gezien maar nog nooit gezocht naar Marieke. Ze draagt een soort hobbezak. Ze is zo leuk.
Ik sta voor de brievenbus en ik laat de envelop los.
Ik kan er niets meer aan doen ik ben in het gedicht anoniem.