Het meisje met het mooi rode geverfde haar zit mij aan te kijken. Gevoelsmatig duurt dit al iets te lang. Haar vriendin naast haar heeft iets tegen mij gezegd maar ik heb het niet gehoord. Ze kijkt nog eens in een soort hint naar haar vriendin. “Sorry”, zeg ik “ik heb je niet verstaan. Wat zei je?”, zeg ik. “Ben jij niet het broertje van Seline?”, vraagt ze. Mijn wereld begint langzaam in te storten voor de voeten van het meisje met het mooi rode geverfde haar.
Dit heeft wat uitleg nodig. Want openingszinnen die verzamel ik en dit is geen goede openingszin.
Als voorbeeld: Peter het mannetje in dit verhaal zegt: “Maar van wie ben jij dan?”, Het is een sterke openingszin. Immers je begint met “Maar” wat zo’n beetje alles in twijfel trekt dat ervoor gezegd is: “Hallo Jeffrey dit is Pietje, hij is directeur van oliemaatschappij Shell in America” als je dan even pauzeert en antwoord met “Maar…” breng je daarmee iemand weer op ooghoogte of zelfs lager. “Wie ben jij dan?” zit ook in de zin van Peter, die is heel goed! En dan het woordje “van” dat maakt het helemaal legaal. Goed ‘genederlandst’ Peter! Als hij dan ook nog leert mensen recht aan te kijken zou dat nog mooier zijn.
Als je de tijd hebt kun je altijd een goede openingszin bedenken, neem de tijd.
Echter “Ben jij niet het broertje van Seline?” dat is verre van een goede openingszin. Het roept te veel vragen op. In ieder geval bij mij. Hoe heeft ze mij gezien? Is het een onuitwisbaar beeld van mij in luiers zoals Bo bij Peter heeft? Of liep ik rond in mijn apenpantoffels door het huis toen ze samen met mijn zus een huiswerk afspraak had? Dat is niet minder erg, maar daar kunnen we nog wat mee. En nog belangrijker was het meisje met het rode haar daar ook bij? Het zet mij in een positie die verre is van een zelfstandig persoon. Ik ben dan niet meer die sterke man die zich verweerd tegen het geweld van een heel hockeyteam dat pannenkoeken naar binnen duwt. Ik ben ‘het broertje van’ en dat klinkt veel te lief. Ik ben niet meer lief dat wil ik niet meer horen. Ik sta dus eigenlijk nu al 1-0 achter want laat een ding duidelijk zijn IK ben het broertje van Seline!
Ik zit nog steeds voor hun en bekijk de schade van alle kanten. Dit mag niet te lang duren. In mijn hand zit een envelop die ik weer terug in mijn binnenzak stop. “Dit station zijn we inmiddels gepasseerd.” bedenk ik. Over stations gesproken we zijn er bijna. Ik heb geen tijd meer. Het beste wat je kan doen is iemand gelijk geven, gelijk geven is altijd goed. “Ja”, zeg ik, “Maar van wie ben jij dan?”, ik bedenk mij dat ik nooit over Peter had moeten beginnen. “Seline zat bij ons in de klas”, zegt ze. Bij mij beginnen allemaal radertjes te draaien. “Ons!” bedenkt ik. Ze zei: “Ons”. “Jullie zaten bij haar in de klas?” vraag ik. “Ja, op de Tetterode College, de modevak school.” antwoord ze. De trein begint langzaam in vaart af te nemen. “Wat grappig”, zeg ik. “Nu je het zegt ik herken jou wel een beetje”, zeg ik.
Het meisje met het mooi rode geverfde haar kijkt mij aan.
“Mij niet?”, zegt ze.
“Nee, eigenlijk niet”, zeg ik.
Ik hoorde een beetje teleurstelling in haar stem maar dit zit zonder enige twijfel in mijn hoofd. Ik bedoelde het niet onaardig, ik vond het op dat moment zo onwaarschijnlijk dat ze mij niet zou zijn opgevallen.
We stappen uit de trein, “Waar moet jullie heen dan?”, vraag ik “We moeten nog een stukje met de bus.”, zegt het meisje met het mooi rode geverfde haar.
“Doei” zegt ze.
“Dag” zegt ik.
Terwijl ze met z’n tweeën de station hal uitlopen en ik blijf staan zet ik mijn koffer neer.
Ik maak een vierkantje van mijn vingers.
Kijk er doorheen en maak een foto.