Pannenkoeken bakken is over het algemeen een ‘zen’ moment voor mij. Ik zet wat muziek op mijn hoofd en begin met bakken. Zo dun en zo veel mogelijk. Dat gezegd is een ‘zen’ moment uitgesloten als Tessel en haar hockey club het huis annexeren.
Bo staat achter mij, ik sta te zweten boven een kookeiland met 3 pannen op gloeiend hete platen. Bo doet een knoopje los van mijn blouse en kruipt met haar hand over mijn onderbuik. “Leuk idee, slechte timing.”, bedenk ik, “Ik wil niet al te onaardig zijn, maar misschien moet ik deze even omkeren.”, zeg ik. Ik trek mezelf uit haar houtgreep en begin de pannenkoek de lucht in te gooien.
Lieke staat in de deur opening, “Goeie combi”, zegt ze, “zwetende mannen en pannenkoeken.” Bo kijkt haar aan “Zo iets als zweet, gras en hockey dames?”, zegt ze en tik op mijn billen. “Ik had dat schriftje nooit moeten laten lezen.”, bedenk ik. “Of ik had het deel met Lieke netjes moeten overslaan.” Bo loopt de keuken uit en Lieke pakt een biertje uit de koelkast. Er is blijkbaar een momentje.
Lieke begint tegen de koelkast aan te hangen. “Weet je al wat je gaat doen als Bo weg is.”, zegt ze. “Wat bedoel je?”, vraag ik. “Jij, blijft altijd maar hangen hier?”, Ik wil eigenlijk niet begrijpen wat ze zegt, maar weet het wel. “Ja, ik moet daar mee stoppen.”, zeg ik. “Maar die feestjes bij de hockeyclub zijn gewoon te leuk!”, voeg ik toe.
Ze moet lachen “Ja!”, zegt ze. “Je kunt alleen niets meer met die mannen als ze dronken het clubhuis uit slingeren.”, Ik kijk Lieke aan “Maar jij weet wel hoe dat komt toch?”, zeg ik, ze kijkt mij verbaasd aan. “Dat komt omdat die vrouwen hier allemaal zo gevaarlijk zijn. Die mannen zijn constant ‘moed’ aan het indrinken hier.”, Lieke neemt een slok van haar bier “Jij weet altijd wat je moet zeggen hè.”, Ik gooi een pannenkoek de lucht in. “Nee, hoor”, zeg ik “Maar sommige dingen zijn zo duidelijk.”,
Het zwembad wordt inmiddels ingenomen door de dames. Ik heb mijn bril afgezet omdat die baggervet is en dat is maar goed ook, ik heb nog een behoorlijke beslagkom te gaan en er is geen tijd voor afleidingen. “Wil je niet liever daar zwemmen”, vraagt Lieke. Terwijl ze ziet dat ik met mijn ogen knijp en tuur naar het zwembad. “Dat lijkt me geen goed idee”, zeg ik. “Waarom niet?”, vraagt ze. “Jullie zijn allemaal veel te hongerig. Ik kan maar beter blijven bakken.”
Ik weet echt werkelijk niet waar het allemaal vandaan komt, maar ik ben op dreef. Het heeft iets te maken met hoe Lieke naar mij kijkt. “Ik ga in Haarlem wonen weet je dat?”, zegt ze ineens. “Echt waar, wat leuk!”, zeg ik. “Maar jij studeert toch in Amsterdam? Waarom ga je daar niet heen dan?”, Lieke bijt op haar lip “Dat vind mijn vader te duur, ik moet sowieso een baantje zoeken.”, voegt ze toe. “Dat zou helemaal niet slecht zijn voor jullie.”, zeg ik.
Op de achtergrond hoor ik de dames gillen, terwijl ik boter in een van de pannen gooi. Ik ben niet lief en Bo is al te lang weg. Ik blijf goed in mijn rol maar dat gaat niet lang meer duren. “Misschien moet je maar eens komen kijken als ik er woon.”, zegt ze, terwijl ze richting het zwembad loopt. Ik zie haar jurk uitgaan en vaag een blauw badpak terwijl ze in het water springt. Ik zoek mijn bril, maar als je geen bril op hebt is dat lastig. Bo staat inmiddels bij de deur opening “Ik moet ze denk ik gaan wegsturen.”, zegt ze. “Jij hebt het al warm genoeg.”, Ik kijk haar aan. “Ik kom niet uit Bloemendaal, ik kan dit wel hebben en zonder bril zie ik geen klap, waar ben je?”, zeg ik.
Bo pakt mijn bril van het kookeiland en zet deze op mijn neus.
Ze geeft me een kus.
“Ik ben hier.”, zegt ze. “Ja, ja”, zeg ik.
“nog heel even.”, voeg ik toe.
De volgende ochtend zit ik in de trein. Ik heb de dames de dag ervoor één voor één elke pannenkoek naar binnen zien duwen. Bo is bij mij mee onder de douche gekropen omdat ik een soort wandelende pannenkoek was en ik zo niet naar huis kon. Dat was heerlijk, maar langzaam merk ik dat ik afstand doe van Bloemendaal. Het ligt er allemaal zo dik boven op en dan heb ik het niet over Bo maar over mij. Hoe overweldigend en intens Bo ook is en een zwembad vol met hockeydames. Ik heb er beetje bij beetje genoeg van. Het ligt aan mij niet aan haar.
Voor mij zit het meisje met het rood geverfde haar. Ze heeft een soort tuinbroek aan. Ik voel het gedichtje in mijn binnenzak branden en pak het uit mijn zak. Maar het meisje naast haar kijkt mij aan en zegt iets tegen mij.
Ik schrik me rot.