Ik ben IOS-programmeur, tot grote verbazing van vooral de mensen uit mijn MTS tijd. Ik verzette mij systematisch tegen Apple-systemen op mijn school. Mijn verzet had met Bo te maken. Elke keer als ik een Apple zag of iets anders met een muis, dan dacht ik aan Bo. Ik wilde er niets meer mee te maken hebben. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ik heb er nu 7 uur per dag mee te maken, maar dat is niet meer erg.
Dit onderstaande stuk is wat droger dan de rest, Hou vol! Het is belangrijk.
Ik krijg de vader van Bo aan de telefoon. Hij hoefde niet door te schakelen. “Hoi Jeffrey, ik heb jou gebeld.”, zei hij.
“Er is iets met Bo”, bedenk ik. “Ze is vertrokken zonder bericht met haar schip”, het schoot heel even door mijn kop. “Jij weet toch iets van die Macintosh van Bo?” zei hij, “In mijn kantoor staat er nog een, maar die wil niet meer opstarten. “Tessel zei dat ik jou moest bellen.” “Natuurlijk, ik ben de helpdesk.”, bedenk ik. “Ik ben zelf helemaal niet aan hulp toe.” Het was een belachelijke vraag, maar ik zag een voordeel: Ik kon even in de kamer van Bo zijn. Ik grabbelde naar strohalmen, het was wat ik deed. “Helpdesk het is wat ik ben, prima.”, bedenk ik.
“Ik wil je er wel voor betalen.”, zei hij. “Ondenkbaar” antwoordde ik. Ik sprak de vader van Bo zelden. Soms was hij er wel, maar hoorde je hem alleen. Ik heb een keer voor de dames pannenkoeken gebakken. Het was een van de dingen waar graag over kon opscheppen. Pannenkoeken bakken. Hij zat ineens te stralen aan tafel. Ik had gelukkig genoeg gebakken in die mega keuken. Ik wist niet dat hij mee zou eten, het was zeldzaam. Ik denk dat hij mijn aanwezigheid wel waardeerde. Een soort metgezel tussen het pure natuurgeweld van twee dochters.
Maar er was iets aan hem dat je als Helpdesk niet kon repareren en enkel over tijd een plek had gekregen. Het verliezen van de liefde van je leven op deze manier is wat mij betreft nu en was toen al ondenkbaar. Het klopt niet en is en was wat mij betreft een van de bewijzen dat er geen hogere hand jou lot bepaalde. Dat is toch te gruwelijk? En daarbovenop liepen er 3 dames rond waarvan er een zo sprekend op haar leek, dat ontwijken onmogelijk leek. Ik kon hem soms aankijken met begrip, maar eigelijk had ik geen idee. Ik was een snotneus.
“Tessel is morgen naar hockey, anders kom je even daar langs en gaan we daarna even samen kijken?”, zei hij. Het viel me niet op, die hele constructie destijds. Maar ik denk dat ook hij mij miste. Wat had ik immers te zoeken bij dat Hockey dan alleen even bij hem zitten. En dus zat ik daar de volgende dag, met slechte koffie. Het was eigelijk voor het eerst dat ik bewust een wedstrijd hockey keek. “Laat mijn vader het maar niet weten”, bedacht ik. “Zit ik hier met de vader van Bo. Terwijl hij niets liever wilde dan zitten met mij en voetbal kijken.”, Ik kon er niets aan doen. Ik voelde elke spannende voetbalwedstrijd van mijlen ver aankomen in ons huis. Ik was er al klaar mee voordat de wedstrijd begon.
Op het hockeyveld was ook een hoop spanning. Het was mij al snel duidelijk dat we de wereldvrede niet gingen winnen met een dames hockeyclub. En al helemaal niet met Tessel. Bo had het wel gezegd. Bo zat niet op hockey. “Ik heb daar geen tijd voor.”, zei ze. Tessel was erg duidelijk aanwezig. Ik moest er niet te veel op gaan letten, het was een beetje jammer. Voor mijn ogen gebeurde immers ook iets dat goed was voor elke jongen van mijn leeftijd toen. En buiten prachtige dames liet het maar tevens even zien waar ze van gemaakt waren. Voetballers zijn watjes als je een keer dames hockey hebt gezien. Ik had die jongen van Lieke gered en niet Lieke van de jongen, dat was duidelijk. Verder was het aan te raden niet alleen van zusjes af te blijven hier op het veld.
Na de wedstrijd liep ik met de vader van Bo naar het hek. De dames hadden gewonnen. Lieke gaf mij een zoen terwijl ze het veld afliep, ze rook naar gras en zweet het was heerlijk. De vader van Bo ging nog wat overleggen met Tessel terwijl ik even met haar stond te praten. “Hee snurken pot.”, zei ze. Ik kon het even niet plaatsen. Blijkbaar had ze samen met Tessel in deuropening naar mij gekeken voordat ze weg ging. “Nou lekker. Mooi is dat.” zei ze. “Het was wel schattig.” zei ze. Niet lang daarna wenkte de vader van Bo. Ik gaf Lieke een knuffel en liep met hem naar zijn auto. “Ik ben met de fiets, ik rij wel naar het huis”, zei ik. Terwijl ik weg fietste zag ik hem een telefoon uit de auto pakken en bellen.
Het duurde even voordat hij de oprit op kwam. Ik had al een tijdje naar de gesloten gordijnen gekeken bij de kamer van Bo. “Misschien lig ik er wel met Bo en weet ik het niet eens”, bedacht ik. Ik hoorde hier in ieder geval niet meer, maar misschien was ik wel daar. “Ik ben blij dat je dit wilt doen”, zei hij toen hij de deur opendeed. “Natuurlijk”, zei ik. Ik had een aantal controle vragen in het schriftje van Bo gezet. We zaten aan koffie in de keuken. Eigenlijk was er niets waar hij concreet op kon antwoorden. “Er staat niet veel op, ik wil alleen gewoon weer kunnen werken” zei hij. “Ik ga wel even kijken”, zei ik. “Moet ik daarbij zijn, ik moet nog even bellen? De deur is open?” zei hij. “Ok” en “Nee, komt goed”, zei ik.
Ik had niet meer de illusie dat Bo ergens boven was terwijl ik naar boven liep. Het kantoor van haar vader was dwangmatig netjes. Ik ging zitten voor de computer en klikte hem aan. Het bleef stil. Een kleine cursor onder in beeld knipperde vragend.
Ik had een boekje uit de bibliotheek meegenomen die ik na mijn gesprek met de vader van Bo, had opgezocht in de stad. Ik had gelezen dat je een kloon kon maken van een ander systeem door een paar simpele handeling. Met een paar floppy’s in de hand liep ik naar de kamer van Bo en zette ik haar Mac aan terwijl ik een aantal toetsen vasthield op het toetsenbord. Daardoor startte haar Mac niet op maar ging het in een ‘kloon modus’. Ik moet een paar keer heen en weer gelopen hebben om het systeem te kopiëren. Het ging niet in een keer goed.
Uiteindelijk verscheen er een een openingsscherm en startte de Mac weer op. Ik wilde net gaan roepen naar beneden toen ik op het bureaublad een mapje zag staan. “Hobbezak” heette het. Ik heb er echt heel lang naar gekeken. Toen klikte ik op het mapje.
In het mapje stonden een hele hoop documenten.
Een ervan heette “voor Jeffrey”.