Bo is uit het water gerend en tegen mij aan gekropen. Ik zie het water langs haar schouders en borsten naar beneden rollen. “De prognose is dat het zich langs de zijkanten een weg naar haar rug vindt. Maar een aantal gelukkige druppels zullen een meertje vormen in de het midden van haar buik”, bedenk ik.
Ik moet mij prognose ineens bijstellen. “Jij hebt helemaal geen navel.”, zeg ik. Bo zet haar kin tegen haar borst, houdt haar adem in en kijkt. “Nee”, zegt ze met een dubbele kin. “Die heb ik ergens achtergelaten.”. Het komt er een beetje benauwd uit. “Je kunt toch niet…” ik probeer het opnieuw. “Je kunt toch geen…”, nee, opnieuw. “Iedereen heeft toch een navel?”, zeg ik. “Nou, ik niet.” zegt ze. “Hoe kan dat nou?”, zeg ik. “Aha, en dat is nu een goede vraag!” zegt ze. Ik begin haar nog steviger vast te houden. Ik weet dat Bo ouder is dan ik. Dat is misschien niet heel erg duidelijk als ik vertel over het kleine zusje van Tessel maar Bo is ouder dan ik. En zonder navel toch helemaal af. Ik niet, ook niet met navel.
“Toen ik 4 was ging mijn navel ontsteken”, zegt ze. “Ze hebben hem weggehaald.” “Belachelijk”, zeg ik. “Ze hadden toch een nieuwe kunnen maken.” Haar positie veranderd. “Ja, precies. Je hebt gelijk. IK heb recht op een nieuwe navel!”, ze maakt een vuist in de lucht. Er loopt een dame in een soort bloemenjurk langs ons kleed. De dame schrikt een beetje. Ik gooi in een reflex de handdoek een beetje over haar heen. “Vind je het lelijk geen navel?”, vraagt ze. “Onmogelijk”, zeg ik. “Jij bent zo mooi.”.
Ze kijk naar de dame die langs is gelopen. “Hobbezak”, zegt ze. Ik begrijp het niet. “Wat zei je?” “Die vrouw loopt in een hobbeuuu…zak” zegt ze. “Dat is toch geen woord, dat verzin je?”, zeg ik. “Nee hoor, zoek het maar eens op.”, “Ik geloof er niets van.” zeg ik. “Of soepjurk.” eindigt ze. “Wat is ze toch leuk.”, denk ik.
Het is stil als ik begin: “Meneer we moeten uw dochters navel verwijderen, wij hebben hier wat schetsen van een nieuwe navel.” Bo is nu ineens klaar wakker. “Dat is geniaal”, zegt ze. “Kun jij tekenen” vraag ze. “Nou, niet zo mooi als jij”, zeg ik. “Nee, je hoeft alleen maar mij te tekenen”, zegt ze in de totale overtuiging dat dat ineens veel gemakkelijker is.
We pakken in,
ik neem een laatste slok van de wijn.
Er zit zand in de bodem.
Het is als een stuk vloeibaar schuurpapier.
Als we thuis komen geeft ze mij een schetsboek en een potlood. Ze doet de gordijnen dicht en kleed zich helemaal uit. Ze gaat op het bed liggen. “Wauw”, zeg ik. “Nee, nee, tekenen jij!”, ze wijst met haar wijsvinger naar het papier. “Dan doe ik straks zelf mijn navel.”, voegt ze toe.
“Daarna pas de beloning.”, zegt ze.
Ik ga ineens heel erg mijn best gaan doen.