We zitten in de aula. “Hoe is het met je?” Hester kijkt mij aan met haar prachtige blauwe ogen. “kut” zeg ik. “Wat is er met je bril gebeurd?” vraagt ze, (die scheef op mijn neus zit). “Daar ben ik op gaan zitten vanmorgen toen ik mijn sokken aan deed” zeg ik. “Mooi is dat….en je broek?” ik kijk naar mijn broekspijp die vanaf mijn enkel tot aan mijn knie is uitgescheurd. “Ik ben net in het praktijk lokaal achter een stekker blok blijven hangen.” zeg ik.
Ik pak een sinaasappel uit mijn tas en begin die pellen, er schiet een straal sap via mijn duim recht in mijn gezicht. “Weet je wat nog het ergste is?” zeg ik, terwijl ze een zakdoekje uit haar tas haalt “ik had vanmorgen ongelofelijke ruzie met mijn zus, omdat ik de laatste hagelslag op had gemaakt”. Ze slaat haar arm om mij heen en geeft mij het papieren zakdoekje.
We beginnen allebei keihard te lachen.
Hester, ze werkt bij de KLM, met een keurig blauw pakje en haar blauwe ogen vraagt ze vast wel elke werkdag of ze je kan helpen. Ze heeft een prachtig gezin, een beetje internationaal. Het klopt, ze is heel goed in wat ze doet, ik weet het zeker.