Ze zit bij de Juwelier, ik ken haar nog maar net maar ik weet het zeker. De spanning is te snijden. Er staat een klein doosje met een prachtige ring voor haar neus, de man achter de balie kijkt met een glimlach naar haar, “wat vind u ervan” vraagt hij.
“Van wie is het?”, vraagt ze behouden, zijn glimlach verdwijnt een beetje, “ik mag het eigenlijk alleen zeggen als u het aanneemt” zegt hij. “Mag ik hier even bellen” vraagt ze aan de juwelier, “natuurlijk” zegt hij, de sfeer slaat een beetje om.
Ik zit op mijn werk, ze belt mij, “dag lieverd, ik heb een beetje vreemde vraag maar heb jij iets voor mij bij een juwelier klaarliggen?” vraagt ze, het is even stil. Ik heb geen cent te makken, alleen mijn liefde voor haar is niet uit te drukken in geld maar nog zo pril. “Nee” zeg ik, ze zucht, “ok, ik bel je zo wel even thuis goed?” zegt ze.
Ik zit aan mijn bureau voor mij uit te staren, het is alsof de vloer onder mij vandaan is gezakt maar ik nog even ben blijven hangen.
In de juwelierszaak is de discussie op gang gekomen. “Als het niet is van de persoon die ik net heb gebeld dan wil ik het niet hebben” zegt ze. “Maar, Ik heb die persoon mijn woord gegeven dat ik zijn naam niet zou noemen” zegt hij. “Goed en als ik nou een vermoeden heb, zal ik een naam noemen dan hoeft u dat enkel te bevestigen?” vraagt ze.
Ze staat buiten, haar vriendin die ze gevraagd heeft mee te gaan slaat haar arm om haar heen. “Ik moet Jeffrey even bellen”, zegt ze.
Die avond blijf ik slapen, ik lig wakker, ik wandel rond 3 uur naar beneden om naar de wc te gaan. Op de mat ligt een briefje waarop staat “ik hou nog steeds van je! Marc”, ik lees het een paar keer en loop naar boven. Ik leg het bij haar nachtkastje en kruip tegen haar aan, “sukkel” denk ik.