Het is koud in de slaapkamer van Maureen. Het was het plan dat ik naar huis zou gaan. Het mooie van Amsterdam is dat er een nachtbus terug naar Haarlem gaat. Maar het was laat ik had te veel gedronken en ik was moe. Ik had ook veel eerder al besloten te blijven. Maureen en ik zijn vanuit Sleep-in Arena naar Cafe Sound Garden en eindigde laat, heel laat bij Vrankrijk. Ik vond het heerlijk, we hadden leuk gedanst in Arena. Het werd alleen een beetje te druk.
Bij Cafe Sound Garden zaten we aan een tafeltje en er kwam al meteen een poes op haar schoot liggen. Maureen heeft een soort natuurlijke aantrekkingskracht op dieren. In het Vondelpark pakte ze een kip op die daar liep. Heb je wel eens een kip geprobeerd te vangen? Dat lukt niet zo maar hoor. Ik wist niet eens dat die daar liepen. Die kip heeft ook heel lang bij haar op schoot gezeten. Ik hou van vogels, kippen zijn ook leuk. Helemaal als ze bij Maureen op schoot gaat liggen. Als een poes.
Wij hadden ook een poes thuis bij mijn ouders. Die poes was de allerliefste van de hele wereld. Ze was zwart met een vlekje onder haar kin. Darkie heette ze. Darkie was er altijd als er niemand anders in huis was. Als kind is dat iets magisch. Een soort surrogaatmoeder. Darkie was de poes van mijn zus. Ik had er ook een, Ready heette die. Die was al snel klaar met het gezin Snijder. Ze was het slettebakkie van de Rozenprieel. Toen Ready zwanger werd en beviel liet ze de kleintje achter zonder iets te doen en ging weer naar buiten.
Darkie nam de zorg op haar maar kon geen melk geven. We hebben de kleine katjes met de hand gevoed. Darkie was geen buiten poes. Die bleef meestal lekker binnen en in de buurt. Ready is op een gegeven moment vertrokken en niet meer teruggekomen. Wij hebben geen poes thuis. Ik vind het geweldig dieren en vooral Lotte zou niets liever willen. Maar ik wil het alleen met een groter huis. Ons huis is te klein. En Simone is er ook nog. De vraag is of we het door de commissie heen krijgen dan.
Maureen keek me aan. “Ik heb al een vriendje weet je dat?”, zei ze. Ik had een vermoeden. Toen ik naar de wc was had Remco haar gevraagd ernaar. “Dit is toch niet leuk.”, had hij gezegd. Ik kon het horen het huis leek op instorten te staan en je hoorde er alles. “Waar is hij dan?”, vroeg ik. “Gent is er niet. Hij is in Zuid-Africa. Hij doet daar vluchtelingenhulp.”, zei ze. Gent was zijn naam, als de stad Gent. “Komt hij nog wel terug dan?”, vroeg ik. “Het plan is dat ik daar heen ga”, zei ze. Ze aaide de poes. “Het plan was dat ik al meeging maar er kwam iets tussen.”
Ik luister, het klinkt niet leuk. “Tussen? Wat kwam ertussen dan?” Maureen is stil, ze neemt een slok van haar bier. “IK kwam er tussen.” Ik snap het antwoord denk ik. “Wel nobel zeg.”, zei ik. “Lijkt me ook spannend en een beetje eng zelfs.” Ik ben een schijtbak. Ik had wel willen reizen of iets nobels willen doen maar ik vond dat doodeng. Ik ben wel nobel maar dan voor mensen hier. Maureen kijkt me aan “Eng, ja ik denk dat het wel meevalt hoor maar het werd steeds spannender naar mate het moment steeds dichterbij kwam.” Ze tekent iets op een bierviltje. “Ik heb er een punt achter gezet. Maar niet omdat ik dat wilde alleen omdat ik niet meer mee wilde.”
Maureen was alleen. Ik ken dat. Mensen loslaten voor een hoger doel. Ik heb het al zo vaak gedaan. Dan zitten ze ineens voor je neus en zeggen ze dat ze willen vertrekken. Niet om jou maar om iets dat ze altijd al wilde. Een hoger doel. En dan mag je wel mee. Maar je weet dat het niet de bedoeling is. Het is niet jouw plan. Niet jou doel. Ik heb dat ook nooit gehad. Ik bleef altijd hier. Maureen was niet alleen ik was bij haar. Dat was mijn doel. Ik heb iets nobels hier waardoor mensen altijd iets willen zeggen tegen mij. Iets zeggen dat ze niet zomaar delen met iemand. Als een poes die zomaar op schoot is gaan liggen. Daar kan je alles tegen zeggen. Het is handig want ik ga nooit weg. En als je dan zelf weg gaat neem ik het je niet kwalijk. Dan zeg ik: “Ga maar, mag je doen, geeft niet, het is goed.” Ik heb het zo vaak gedaan. Op het bierviltje stond een poes. Maureen had haar getekend.
Darkie ging ook nooit weg. Dat dacht ik. Als kind realiseer je je dat niet. Dat een poes een keer klaar is. Op, versleten en sneller dan je denkt. Darkie bleef altijd binnen. Tot op de dag dat ze ook echt niet meer naar buiten kon. Er kwam een man die haar een spuitje gaf. Ik wilde het niet zien. Ik keek haar aan en zei: “Ga maar, mag je doen, geeft niet, het is goed.” Ze wilde niet. Ik zag het aan haar. Maar ze had zo’n pijn. Het was op. Tot op haar laatste 9de leven. Mijn opa heeft haar begraven. Met zijn sterke knuisten had hij een gat gegraven bij de tuin aan het spoor naar Amsterdam. Daar ligt ze nu nog steeds. Opa is daar ook deels uitgestrooid. Ik mag er graag langsrijden. Het is onvermijdelijk op weg naar Amsterdam. Mooie lieve Darkie als 2de moeder stond zij als poes op nummer 1. Ik heb op de trap gezeten en keihard gejankt toen ze dat spuitje kreeg. Ik vond het vreselijk. Het is helemaal niet leuk als iets vertrekt voor een hoger doel. Maar het is ook niet eerlijk te verwachten dat iedereen maar met je mee gaat. Of dat ze er weer zijn als je terug komt.
“Mis je hem?”, vroeg ik. “Soms”, zei ze. “Maar dan ga ik jongleren. Dat helpt. Dat kan alleen als je nergens aan denkt of als je heel complexe dingen wilt vertellen.” Het klopte. Ik had het gezien. Dat kon Maureen heel goed. Er is geen ruimte iemand te missen bij jongleren. Dan mis je ook een bal. Maureen had het mij geleerd. Maar ik bakte er heel vaak niets van. Dat kwam omdat ik altijd wel iemand mistte. Of een bal natuurlijk. “Maar ik ga nog wel, hoor.” zei ze. “Dat moet je alleen doen als je dat wilt.”, zei ik. Cafe Sound Garden was vlakbij het bus station. Toen we op de bus stonden te wachten had ik ineens geen zin meer weg te gaan.
Het voelde niet oké om Maureen alleen naar huis te laten gaan. “Zullen we nog ergens anders heen gaan?”, zei ik. Maureen keek mij aan. Ik hoefde niet weg. Ik kon toch blijven. Daar was ik goed in. In blijven. “Je wilt toch naar huis?”, vroeg ze. “Dat hoeft niet, ik hoef helemaal nergens heen.” zei ik. “Ik kan op de bank slapen hoor.” Ze lachte. “Nee, die bank is van Remco, je slaapt dan bij mij in bed.” zei ze. “Wel alleen slapen hè?” “Natuurlijk”, zei ik. Maureen keek me aan ze wilde nog iets zeggen maar ik stopte haar: “Niet zeggen dat ik lief ben hoor. Ik ben helemaal niet lief!”, zei ik. Ze slikte in wat ze wilde zeggen en gaf me een zoen.
Dit was in ieder geval duidelijk. Nou, een beetje dan. Dat was al een tijdje ver te zoeken die duidelijkeid. Dit was goed genoeg. Er hoefde niets. Ik wilde het ook niet.